Obesitas: oorzaken en wat er aan te doen

Ingediend door Ivan Janssens op do, 17/06/2021 - 21:19

Deel I: De oorzaken van de obesitas-epidemie

Bijna twintig jaar geleden publiceerde onderzoeksjournalist Gary Taubes een artikel in de New York Times Magazine dat intussen een mijlpaal is geworden inzake de zoektocht naar de oorzaken van de obesitasepidemie. In het artikel - dat een grote indruk op mij naliet - maakte Taubes kipkap van het idee dat de oorzaak moest gezocht worden in de consumptie van vetten. In de plaats ervan duidde hij koolhydraten als de schuldige aan. Het eten van koolhydraten zorgde er immers voor dat je lichaam insuline ging aanmaken en aangezien insuline een vetopslaghormoon is (later bleek deze interpretatie van Taubes foutief te zijn), leidde dat tot een toename van gewicht. De koolhydraten - insuline hypothese van obesitas was geboren.

Taubes werkte deze hypothese (en nog veel meer) uit in zijn baanbrekend boek Good Calories, Bad Calories. Bijna duizend bladzijden dik en gelardeerd met honderden voetnoten maakt het boek een nog veel grotere indruk dan het artikel. Niet alleen op mij, maar ook op honderdduizenden andere lezers die geen boodschap hadden aan het gebruikelijke advies van "minder eten, en meer bewegen". Op de voedingswetenschappers daarentegen maakte Taubes veel minder indruk. Zoals wel meer gebruikelijk is wanneer "experten" op hun eigen terrein worden aangevallen door buitenstaanders (denk aan de virologen), was de ontvangst van Taubes' ideeën zelfs ronduit vijandig. Sommige onderzoekers reageerden als door een wesp gestoken:

In one famous 2009 speech to an audience of obesity and nutrition researchers, which Gary himself blogged about, an older researcher in the audience asked during the Q&A: “Mr. Taubes, is it fair to say that one subtext of your talk is that you think we are all idiots?”

Uiteraard zijn experten geen idioten. Maar zoals Thomas Kuhn demonstreerde in The Structure of Scientific Revolutions, zitten wetenschappers wel vaak gevangen in een bepaald "paradigma" waaruit het maar moeilijk ontsnappen is. Het is dan vaak aan een buitenstaander om hen erop te wijzen dat dat paradigma misschien wel niet klopt. En dat valt voor die wetenschappers, die vaak hun carrière te danken hebben aan het behoud van dat paradigma, niet te verkroppen. Kuhn toonde overigens ook aan dat zelfs heel intelligente mensen, zoals een Aristoteles, vaak niet aan paradigma-denken ontsnapten.

Wat was dat paradigma? Kort gezegd: obesitas wordt veroorzaakt door een overconsumptie van calorieën omdat mensen te veel eten (inname van calorieën) en te weinig bewegen (verbranden van calorieën). De "kwaliteit" van wat je eet maakt hierbij geen verschil. Vandaar de uitdrukking: een calorie is een calorie is een calorie.

Tegenover deze hypothese zette Taubes dus een nieuwe theorie: het zijn niet calorieën die je dik maken, maar koolhydraten (via insuline). Taubes ging zelfs zover om een eigen instituut op te zetten om onderzoek te financieren naar zijn eigen nieuwe theorie. Maar tot op vandaag zijn de resultaten van die onderzoeken vrij mager, althans in termen van de koolhydraten-insulene-hypothese.

De theorie van Taubes maakt intussen niet zo'n grote indruk meer op mij. Integendeel, ik denk zelfs dat zijn hypothese grotendeels fout is, al blijft het een verdienstelijke poging. Overigens zullen we later ook zien dat Taubes zijn hypothese toch wat heeft aangepast. Hoe dan ook lijkt de koolhydraten-insuline-hypothese (carb-insulin-hypothesis of CIH) evenming een verklaring te kunnen geven voor de obesitasepidemie. Immers, hoewel de overconsumptie van koolhydraten tot overgewicht zal leiden is zo'n overconsumptie in normale omstandigheden eerder de uitzondering dan de regel. Dit is het gevolg van een bijzonder belangrijk principe in de regulering van lichamelijke processen nl. dat van homeostase.

Hierop zullen we later nog uitgebreid op terugkomen echter. Eerst moeten we het hebben over de gangbare theorie die Taubes met zijn alternatieve hypothese wou bestrijden, namelijk dat gewichtstoenam het gevolg is van een calorie-excess (calorieën in hoger dan calorieën uit of CICO).

Zoals Taubes terecht opmerkt, is CICO eigenlijk geen hypothese maar een tautologie. Calorie-excess en gewichtstoename zijn gewoon twee verschillende termen voor hetzelfde fenomeen.  Volgens zijn tegenstanders echter klopt dat niet. CICO is immers gewoon de toepassing an de eerste wet van de thermodynamica (wet van energiebehoud) m.b.t. het lichaamsgewicht. Die wet impliceert dat energie niet gecreëerd, noch vernietigd kan worden. Dus:

- stel CI > CO: er wordt dus meer energie ingenomen dan verbruikt. Het overschot van CI over CO kan echter niet vernietigd worden, dus moet het worden opgeslagen. Gevolg: het lichaamsgewicht neemt toe.
- stel CI < CO: er wordt nu meer energie verbruikt dan dat er ingenomen wordt. Het tekort van CI over CO kan echter niet gecreëerd worden, dus moeten de opgeslagen energiereserves aangesproken worden (verbrand). Gevolg: het lichaamsgewicht neemt nu af.

Oorzaak en gevolg. CICO is dus een correcte theorie van gewichtstoename en gewichtsverlies.

Dit is echter te snel geredeneerd. We kunnen snel zien dat Taubes, en niet zijn critici, gelijk heeft, door de calorie-vergelijking op te schrijven:

ΔW  = CI - CO

Wat deze vergelijking zegt is dat het verschil in gewicht gelijk is aan het verschil tussen calorieën in en calorieën uit. Stel bvb. dat CI = 100 en CO = 90. ΔW zal dan positief zijn want CI > CO. ΔW zal meer bepaald gelijk zijn aan 10. Dus:

ΔW = 100- 90 = 10.

Of nog:

10 = 100-90

Maar aangezien 100 - 90 = 10 betekent dit ook:

10 = 10.

Het "is gelijk aan" teken is essentieel hier. 10 is gelijk aan 100-90, of nog 10 is HETZELFDE als 100-90. Je gebruikt gewoon andere letters. De gewichtstoename van 10 calorieën is dus net hetzelfde als een calorie-overschot van 10 (100-90) calorieën. Hetzelfde fenomeen wordt gewoon beschreven met andere termen. ΔW (gewichtstoename in dit geval) als CI - CO (calorie-overschot) betekenen hetzelfde. Vandaar dat ze gelijk zijn aan mekaar.

Het is dus een tautologie: je beschrijft hetzelfde fenomeen met andere woorden of termen. Beweren dat gewichtstoename veroorzaakt wordt door een energieoverschot, staat gelijk aan beweren dat een fenomeen wordt veroorzaakt door zichzelf.

In principe zou je het ook kunnen omschrijven als een truïsme of een gemeenplaats. Iets wat noodzakelijk waar is. Een analogie die van Taubes afkomstig is, is deze van de bankrekening. Als er meer geld op de rekening komt dan er wordt afgehaald, zal het bedrag op die rekening hoger worden. Kortom, als je meer spaart dan uitgeeft, wordt je rijker (bedrag op de bankrekening neemt toe). En als je meer uitgeeft dan spaart, wordt je armer (bedrag op de rekening neemt af). Het omgekeerde is logischerwijs onmogelijk: je bankrekening kan niet afnemen als je meer spaart dan uitgeeft.

Erg ver kom je dus met dergelijke gemeenplaatsen niet. Anders hadden we allemaal zeer grote bedragen op onze bankrekening staan en waren we allemaal rijk. Het is dan ook geen wonder dat de vertaling van de calorie-hypothese in een praktisch advies - eet minder en beweeg meer - niet veel heeft uitgehaald, ook al is het een waarheid als een koe!

Er zijn echter nog meer bezwaren die de calorie-hypothese helemaal onderuit halen. Het belangrijkste bezwaar is dat een overschot aan calorieën zich niet noodzakelijkerwijs vertaalt in een toename van lichaamsgewicht, en al helemaal niet in een toename van de vetmassa (hoewel biologisch bekeken de vetmassa wel degelijk een soort opslagplaats is van overtollige energie).

Neem de drie verschillende lichaamstypes: de mesomorf, de endomorf en de ectomorf. De mesomorf is het atletische gespierde type. De endomorf is het stevige gedrongen type, en de ectomorf het lange en vooral slanke type.

Uiteraard zijn dit ideaaltypes - de meeste mensen zijn mengvormen - maar deze ideaaltypes illustreren zeer goed wat het probleem is met de calorie-hypothese.

Om te beginnen een mesomorf. Een mesomorf heeft een hoog gehalte aan testosteron en groeihormoon. Daardoor bouwt hij gemakkelijk spieren op, maar hij maakt moeilijk vet aan. Een overschot aan energie leidt dus bij een mesomorf tot een gewichtstoename maar die toename bestaat vrijwel volledig uit spiermassa, en niet vetmassa.

De ectomorf dan. Een ectomorf heeft typisch een snelle schildklierwerking (veel schildklierhormoon). Hij heeft daardoor een hoog metabolisme. Sterker nog, mensen met een snelle schildklier, zullen wanneer ze meer gaan eten, hun metabolisme nog verder de hoogte in zien gaan. Elke overschot wordt met andere woorden verbrand. Hun gewicht neemt daardoor niet toe. Iedereen kent wel iemand in zijn omgeving die wat hij ook eet nooit zijn gewicht ziet toenemen. Zo iemand is dus een ectomorf.

Ten slotte is er de endomorf. Een endomorf heeft hoge niveau's van insuline (over de rol van insuline gaan we het nog uitgebreid hebben, dus hier kunnen we wat korter zijn). Daardoor maakt een endomorf gemakkelijk spieren aan, maar ook vetmassa.

Kortom, afhankelijk van de niveau's van hormonen zoals testosteron, groeihormoon, schildklierhormoon en insuline; zal een overschot aan energie door het lichaam op een andere manier behandeld worden. Het is belangrijk te beseffen dat daarbij nergens de eerste wet van de thermodynamica overtreden wordt (het is ten andere een natuurwet): er wordt geen energie vernietigd of gecreëerd. Het is wel zo dat de bestemming verandert: bij een mesomorf wordt het omgezet in spieren, bij een endomorf in spieren en vet, en bij een ectomorf wordt het verbrand (als CI stijgt, stijgt ook CO).

Dit laatste duidt op de fatale misvatting (of aanname) achter de calorie-hypothese nl. dat calorieën in en calorieën uit ONAFHANKELIJKE variabelen zijn. Dat is niet zo. Het zijn afhankelijke variabelen. Het menselijk lichaam zal er immers alles aan doen om calorieën in en calorieën uit (of beter de vraag naar en aanbod van energie) in evenwicht te houden. De vraag is dan de energie die het lichaam nodig heeft om te werken; en het aanbod de inname van voeding en de energie die in het lichaam is opgeslagen.

Dat is het hierboven vermelde proces van homeostase, waar we nu even langer blijven bij stilstaan.

Homeostase: volgens Wikipedia is homeostase het proces waarbij organismen het inwendig milieu van chemische en fysische processen in evenwicht houden, ondanks veranderingen in de omgeving waarin het organisme zich bevindt. Het is dus een zelfregulerend proces waardoor een biologisch organisme stabiliteit blijft behouden terwijl het zich aanpast aan wijzigende externe omstandigheden zodat het die externe omstandigheden kan overleven.

Dit wordt mogelijk gemaakt via een complexe interactie tussen allerlei feedback-systemen. Het resultaat van dit alles is dat het organisme gezond en vitaal blijft. Homeostase is dus bijzonder belangrijk voor onze gezondheid, en het behoud ervan. Omgekeerd zal wanneer dit proces (of beter geheel van processen) verstoord wordt, het organisme ziek worden en uiteindelijk sterven. Een effectieve behandeling zou er dus op gericht moeten zijn om het proces opnieuw te herstellen.

Homeostase is dus fundamenteel wanneer we een beter begrip van gezondheid en ziekten willen krijgen. In mijn ogen kunnen we daarom het zogenaamd "weerstandssysteem" beter vervangen door het concept van homeostase. De eerste die het concept van homeostase benadrukte was de Franse fysioloog Claude Bernard. Hij merkte op dat het menselijk lichaam over mechanismen beschikt om op een gecoördineerde manier de lichaamstemperatuur en het glucosegehalte in het bloed (onder andere door insuline waarover later meer) binnen bepaalde stabiele grenzen te houden en dat deze stabiliteit vitaal was voor de gezondheid van het organisme.

Met andere woorden, wat ook de externe omstandigheden zijn, dankzij homeostase blijft het "interne milieu" (milieu intérieur) constant, of althans constant binnen specifieke grenzen. Dit idee werd nadien uitgewerkt door de fysioloog Walter Cannon in zijn boek met de veelzeggende titel "the wisdom of the body". De ondertitel maakt het idee nog duidelijker: "how the human body reacts to disturbance and danger and maintains the stability essential to life (and health)". Dit omschrijven als "weerstand" doet dit proces van homestase duidelijk te kort. Er is veel meer aan de hand dan dat het lichaam een "weerstand" zou hebben of opbouwen tegen bepaalde externe factoren. We kunnen het eigenlijk beter omschrijven als een recyclagesysteem waarbij afvalstoffen, dode cellen en gifstoffen gerecycleerd worden en zonodig afgevoerd. Bacteriëen en virussen spelen bij dit proces overigens een cruciale rol: zonder deze microben zouden we niet kunnen leven.

In zijn boek geeft Cannon talloze voorbeelden van homeostase: honger en dorst als signalen om voldoende basisstoffen voor het lichaam te voorzien, de hoeveelheid water in het bloed, het zoutgehalte van het bloed, het glucosegehalte in het bloed, het voorzien en altijd behouden van net voldoende zuurstof, het behoud van het zuur/base balans van het bloed, het behoud van de lichaamstemperatuur zodat die niet te laag noch te hoog wordt enzovoorts....

Homeostase maakt in essentie gebruik van twee vormen van feedback. Het eerste is een negatieve feedbacksysteem. Daarbij wordt een doel vooropgesteld waarbij het systeem reageert als dat doel niet wordt bereikt. Een typisch voorbeeld van negatieve feedback is een thermostaat waarbij de verwarming afslaat indien een bepaalde temperatuur wordt bereikt en aanslaat wanneer de temperatuur te laag zakt. Daarnaast is er een systeem van positieve feedback, meestal om bepaald groeiprocessen op gang te brengen en in stand te houden. Homeostase is een complexe combinatie van allerlei negatieve en positieve feedbacksystemen.

Sommige systemen hebben ook een "feedforward"-effect. Dat betekent dat dergelijke mechanisme reeds op gang komt voordat de variabele in kwestie gewijzigd is. Insuline bvb. heeft dergelijk effect. Wanneer de tijd aanbreekt van een maaltijd begint insuline reeds te stijgen, anticiperend op de stijging van het bloedsuiker die het gevolg zal zijn van die maaltijd. Zo zal het lichaam ook insuline produceren bij de consumptie van zoetmakers zoals aspartame ook al bevatten die nauwelijks calorieën. Aangezien enkel koolhydraten zoet smaken anticipeert het lichaam hiermee op het feit dat er een hoeveelheid koolhydraten in aantocht is waardoor de glucoseniveau's zullen stijgen. De taak van insuline is om ervoor te zorgen dat dat niveau niet te hoog wordt.

Homeostase is veel weg van een vrije markteconomie. Echter, niet het concept van de vrije markteconomie uit de neoklassieke economie maar eerder de spontane orde van Hayek of de "evenly rotating economy" van Mises. Eigenlijk is een vrije markteconomie een systeem die aan de hand van allerlei vormen van feedback die we het prijsmechanisme noemen, voortdurend naar evenwicht streeft, zonder ooit dat evenwicht echt te bereiken. Onderliggend aan dat ogenschijnlijk evenwicht vinden heel wat dynamische processen en miljoenen transacties plaats (prachtig omschreven door Leonard E. Read in I, Pencil.) Zo gaat het er ook aan toe in het menselijk lichaam.

Net zoals de evenly rotating economy zal ook homeostase normaal blijven werken (al is er natuurlijk wel sprake van slijtage en gaat het minder goed werken naarmate we ouder worden, de voornaamste reden waarom oudere mensen vaker ziek zijn dan jongeren), tenzij het te maken krijgt met een externe schok. Zo'n "schok" kan zowel psychisch als lichamelijk zijn, en kan zowel plots als langdurig zijn (langdurige blootstelling aan giftige rook bvb.). Daardoor wordt het mechanisme van homeostase overweldigd en zal het minder goed gaan werken. Allerlei kwalen en ziekten zullen nu ontstaan. Ik geef als voorbeeld een verkoudheid.

Een oude wijsheid, voordat alles werd bezoedeld door Big Pharma en hun handlangers in politiek, wetenschap en media; is dat mensen enkel een verkoudheid of griep in de winter kregen omdat de poriën tijdens de winter minder goed werken in het uitscheiden van allerlei gifstoffen (= gebrekkige werking van het recyclagesysteem). Die gifstoffen blijven zich dus opstapelen in het lichaam en leiden daardoor tot ontstekingen van het slijmvlies. Als gevolg hiervan beginnen mensen te hoesten, te niezen en krijgen ze een druipneus. In het ergste geval een longontsteking. Allerlei manieren in feite die je lichaam gebruikt om van de gifstoffen af te raken (met de hulp overigens van bacteriën en virussen) en het lichaam terug gezond "te maken".

Door deze mechanismen (homeostase) te onderbreken via antibiotica, ontstekingsremmers, (en vaccins - integendeel, vaccins bevatten vaak nog extra gif, dat dan nog rechtstreeks in de bloedbaan wordt ingespoten en dus allerlei barriêres omzeilen, een nadeel dat antibiotica tenminste niet hebben ) enz...geraakt het lichaam echter niet van deze gifstoffen verlost, wat uiteindelijk zal leiden tot de vorming van kankercellen en tumoren (= ophopingen van gif en "dode" cellen).

Vandaar ook dat mensen die vaak een verkoudheid/griep krijgen, op latere leeftijd minder kans hebben op kanker. Er is onvoldoende gif om gewone cellen te beschadigen, want je lichaam heeft ze al verwijderd.

Nu zijn dergelijke mechanismen eveneens aan het werk met betrekking tot de stabilisering van het lichaamsgewicht. Ook wat betreft houdt het lichaam immers niet van drastische veranderingen, noch in de éne, noch in de andere richting. Er zijn inderdaad aanwijzingen dat drastische schommelingen in lichaamsgewicht (in beide richtingen dus) ongezonder zijn dan een (licht) overgewicht dat min of meer stabiel blijft. Studies wijzen ook uit het gewicht van mensen meestal rond een "set point" schommelt, en dat het zeer moeilijk is het gewicht op een duurzame manier onder of boven het set point te laten uitkomen. Als dit klopt, dan is een obesitasepidemie moeilijk verklaarbaar vanuit het "milieu intérieur" van het lichaam. De verklaring kan dus enkel van buiten komen: van een drastische wijziging in de externe omstandigheden.

Het is op dit punt dat Taubes in de fout gaat. Hij verwerpt de stelling dat obesitas het gevolg is van een "toxische omgeving". Volgens hem is obesitas enkel het gevolg van de consumptie van te veel koolhydraten. Daardoor gaat het lichaam te veel insuline aanmaken, en insuline zal vervolgens de koolhydraten omzetten in vetten. Doordat insuline primair een opslaghormoon is, zal je lichaam dus vet gaan opslaan. Insuline zorgt er dus voor dat je obees wordt.

Maar dat is niet consistent met wat we weten van de rol die insuline in het lichaam speelt. Insuline speelt in hoofdzaak een rol in de regulering van het bloedsuikergehalte in het bloed, maar zorgt ook voor een regulering van het lichaamsgewicht. We zullen zien dat in normale omstandigheden insuline eigenlijk zorgt voor een "homeostase" van ons gewicht; en overgewicht dus VOORKOMT, of in elk geval tegen gaat. Enkel wanneer het mechanisme gebroken is, zal er sprake zijn van obesitas. Het ironische van dit alles is dat Taubes in feite gelijk heeft: het zijn hormonen zoals insuline die ons lichaamsgewicht bepalen, niet calorieën. De overconsumptie van calorieën is het GEVOLG van een gebroken mechanisme van homeostase, niet de oorzaak. En dat gebroken mechanisme is op zijn beurt het gevolg van externe omstandigheden: daar light dus de werkelijke oorzaak van de obesitas-epidemie, zoals we verder zullen zien.

Maar laten we nu eerst dieper ingaan op hoe insuline het lichaamsgewicht reguleert. Insuline zorgt, samen met glucagon, voor de regulering van het bloedsuikerniveau. Glucagon voorkomt dat het niveau te laag wordt; insuline zorgt ervoor dat het niveau niet te hoog wordt. De bloedsuikerspiegel stijgt uiteraard wanneer koolhydraten (bestaande uit enkelvoudige en meervoudige suikers zoals zetmeel) worden geconsumeerd. Wanneer het lichaam geen insuline aanmaakt, zou dat dus leiden tot een onbeperkte stijging van het bloedsuikerniveau. Vandaar dat mensen met diabetes type I de koolhydratenconsumptie moeten beperken. Zij maken immers geen insuline meer aan. Door te veel koolhydraten te consumeren zou dan hun bloedsuiker te hoog worden. Hyperglycemie is echter gevaarlijk. Het zorgt onder meer voor een verharding van de bloedvaten.

Typisch voor mensen met diabetes type I is dat ze doorgaans heel mager zijn (dat is anders voor zij die diabetes type II hebben - zie later); zelfs wanneer ze heel veel eten (wat nogmaals laat zien dat CICO een tautologie is: ze eten heel veel - soms veel meer dan andere mensen - en toch neemt hun gewicht niet of nauwelijks toe - ze OVEReten dus niet want overeten is een andere naam voor gewichtstoename. Cru gesteld, CICO is geen hypothese het is semantiek). Doordat het lichaam geen insuline aanmaakt, geraakt de energie immers niet waar ze moet zijn - in de lever en de spieren (en het "overschot" in de vetmassa) - waardoor zowel de spiermassa als de vetmassa op termijn wordt afgebroken.

Type I diabetici bewijzen dus dat een gebrek aan insuline zal leiden tot gewichtsverlies. Die leidt vanzelfsprekend tot de conclusie dat wanneer je insuline aanmaakt je zal verdikken. Maar dat is ook iets te eenvoudig. Zoals gezegd kunnen diabetici veel eten en toch gewicht verliezen. De energie (CI) wordt immers grotendeels verspild. Zonder insuline weet je lichaam eigenlijk niet goed wat ze met de energie moet doen. Homeostase is gebroken: je valt soms in extreme mate af. Met insuline wordt de energie wel gebruikt waarvoor ze bestemd is, en ga je niet (in extreme mate) aankomen, maar zullen de inname van calorieën (CI) min of meer gelijk zijn aan het verbruik aan calorieën (CO). CI en CO zullen nooit exact aan mekaar gelijk zijn. Elk onevenwicht leidt dan naar gelang het geval tot een toename of afname van lichaamsgewicht. Maar als het mechanisme goed werkt, zal er geen sprake zijn van extreme gewichtsafname of -toename.

Hierboven hebben we al gezien dat je lichaam reeds insuline begint te produceren nog voor je aan de maaltijd begint (feed-forward). Wanneer je eet, zal het insuline in het bloed verder toenemen (feedback). Insuline zorgt er nu voor dat de hoeveelheid suiker in het bloed niet te hoog wordt, door de glucose te gaan gebruiken als energiebron. Daarbij worden andere energiebronnen, met name vet, afgesloten. Wanneer het insulinegehalte hoog is, zal je lichaam dus vrijwel exclusief gebruik maken van glucose. Wanneer het insulinegehalte laag is, komen ook andere bronnen in aanmerking, met name vet (en eiwitten in mindere mate).

Insuline werkt dus mijns inziens als een soort energieschakelaar: staat ze aan, dan verbrandt het lichaam glucose (en dus koolhydraten); staat ze af, dan verbrandt het lichaam vet (simpel voorgesteld). Insuline is dus niet in de eerste plaats een opslaghormoon, zoals Taubes stelt. Integendeel, insuline zal er net voor zorgen dat de glucose wordt verbrand (onder meer ook door het verhogen van het metabolisme). Pas wanneer het mechanisme niet meer werkt (daarover later meer), wordt glucose omgezet in vetten (door insuline); en zal koolhydraten in belangrijke mate gaan bijdragen aan gewichtstoename. Maar anders dus niet. De koolhydraten worden gewoon als energie verbruikt (ten koste weliswaar van het stopzetten van de vetverbranding).

Bovendien zal insuline ook een invloed hebben op de inname van calorieën. Insuline heeft immers een korte termijn effect op de hersenen waardoor je je sneller verzadigd zal voelen. Doordat je tijdig stopt met eten voorkomt insuline op deze manier eveneens dat het bloedsuikerniveau te hoog zou worden. Insuline bepaalt dus in feit welke energiebron het lichaam zal gebruiken.

Er zijn nu in feite drie scenario's mogelijk:

- er is een "overschot" aan koolhydraten/glucose: deze zal nu door het lichaam omgezet worden in vet: als insuline normaal werkt, zal dit scenario zich zelden voordoen (zie wat hierboven staat). Uiteraard kan het gebeuren dat je jezelf dwingt of gedwongen wordt (tijdens een feest bijvoorbeeld) om even te veel te eten. Maar dat is nog iets anders dan een duurzame gewichttoename langs deze weg. In normale omstandigheden zal dit dus niet gebeuren.

- wanneer die energiebron voldoende is om aan de energiebehoeften te voldoen, zal de insulineproductie stoppen en zullen de insulineniveau's langzaam dalen, zodat wanneer al het voedsel verteerd en verbruikt is, het lichaam in een soort vastenfase terecht komt waarbij nu overgeschakeld wordt op vetten (en ketonen) als voornaamste energiebron (ook koolhydraten zullen nog verbruikt worden aangezien een deel werd opgeslagen in de lever). Glucagon zal ervoor zorgen dat deze reserves gemobiliseerd worden.

- in het derde scenario is er een energietekort (bvb. door bewust aan energierestrictie te doen).  In dat geval dalen de insulineniveau's sneller, en zal het lichaam sneller vetten gaan verbranden. Je zal dus afvallen. Hierdoor lijkt het alsof minder eten inderdaad de manier is om af te vallen, en dat calorie-beperking de drijvende kracht is achter gewichtsverlies. Maar dat is een misvatting: insuline blijft de grote regulator, niet calorieën. Wanneer het insulinemechanisme werkt, zal ook calorierestrictie werken. Wanneer insuline zijn rol als regulator verliest, zal het bewust beperken van calorieën voor veel mensen niet langer meer een haalbare optie zijn.

Kortom, insuline zorgt dus voor de verbranding van koolhydraten zodat slechts een heel klein deel ervan opgekomen zal worden in het vetweefsel, en zal ook voorkomen dat je te veel eet (en te veel koolhydraten) waardoor CI min of meer gelijk zal blijven met CO. Het is dus zeer onwaarschijnlijk dat insuline zal leiden tot een grote en duurzame gewichtstoename. Integendeel, het zal gewichtstoename in normale omstandigheden net verhinderen. De simpele CIH is dus fout. Maar ook de caloriehypothese zit er naast. Niet calorieën, maar wel insuline is de determinerende factor van gewichtstoename of - afname (zoals bij diabetes type 1 patiënten). Hier zat Taubes dus wel juist: hormonen bepalen wat er gebeurt met je gewicht, niet calorieën.

Nu moeten we er ook aan toevoegen dat Taubes niet langer aanhanger is van die simpele CIH. Recent heeft hij zijn ideeën ter zake bijgesteld, zoals blijkt uit deze afbeelding:

gt2

Dit is een vrij goede beschrijving van wat er werkelijk aan de hand is wanneer je eet, maar ik mis nog het feit dat insuline het hongergevoel ook zal stillen wanneer het glucoseniveau te hoog dreigt te worden, waardoor weinig of geen koolhydraten hun weg naar het vetweefsel zullen vinden.

Essentiëler is echter dat Taubes hier erkend dat niet de koolhydraten maar wel de vetten in je dieet opgeslagen zullen worden als lichaamsvet, wat logisch is als je insuline bekijkt als een energieschakelaar. De vetten in het dieet hebben immers dezelfde vorm als de vetten in je lichaam: de vorm van triglyceriden namelijk. Triglyceriden kunnen niet gebruikt worden als energie. Enkel vrije vetzuren (free fatty acids) kunnen dat. Insuline blokkeert de omzetting van triglyceriden in vrije vetzuren (zowel de vetten in je lichaam al in het dieet) zodat ze enkel maar opgeslagen kunnen worden: de vetcellen worden vetter, en jij dus ook (zoals Taubes het formuleert).

Maar het is dus het vet in het dieet dat daar voor zorgt, niet de koolhydraten. Als je dus enkel koolhydraten eet, zal je ondanks de aanwezigheid van insuline dus niet dikker worden omdat er geen vet uit het dieet kan worden opgenomen in je vetweefsel. De koolhydraten worden verbrand. CI en CO zijn gelijk aan mekaar. Als je enkel vet eet, zal je ook niet dikker worden, want in dit geval is er (vrijwel) geen insuline aanwezig om de verbranding van vetten tegen te gaan. Kortom, de spreuk "je bent wat je eet", klopt niet. Het moet zijn "je verbrandt wat je eet".

Dat is dan ook de reden waarom er niet zoveel verschillen zijn tussen een dieet bestaande uit veel koolhydraten en weinig vetten, en een dieet bestaande uit veel vetten en weinig koolhydraten. De kans dat je obees zal worden door één van beide diëten te volgen, is relatief klein.

bass
Bodybuilder Clarence Bass. Volgt een extreem laag vet dieet.
sisson
Mark Sisson: volgt een hoog vet dieet, en eet weinig koolhydraten

Zoals uit bovenstaande foto's blijkt is het perfect mogelijk om een "lean" uiterlijk te hebben, zowel bij de consumptie van een hoog koolhydraten dieet als bij het verorberen van van veel vetten. De kunst is om je lichaam te laten draaien op één van de twee belangrijkste energiebronnen (over ketonen later meer). Wanneer je je lichaam daarentegen overstelpt met zowel vetten als koolhydraten is de kans groot dat één van de twee niet "verwerkt" zullen geraken, waardoor ze zullen worden opgeslagen als lichaamsvet.

Wat we zien op individueel niveau, komen we ook tegen op bevolkingsniveau. Er zijn bevolkingsgroepen die veel koolhydraten consumeren maar weinig vet (zoals de Kitava) en die geen probleem kennen van obesitas. Ook bevolkingsgroepen die leven op veel vetten maar weinig tot geen koolhydraten kennen dit probleem niet. Het bekendste voorbeeld hier zijn de Massai. Daarentegen is obesitas een ware epidemie bij bevolkingsgroepen die veel vetten (meestal dan nog vetten van het polyonverzadigde type, die op hun eigen manier bijdragen aan gewichtstoename doordat ze de mitochondria verzwakken. Hierdoor zal de gebruiker van deze vetten zich sneller vermoed voelen, wat leidt tot minder beweging en dus energieverbruik) én veel koolhydraten eten, zoals in de meeste Westerse landen (Standard American Diet).

(Noot: de Standard American Diet of SAD wordt doorgaans omschreven als een dieet hoog in (simpele) suikers, transvetten en verzadigde vetten. Dit laatste is echter onjuist. Zoals hierboven omschreven is de SAD net (te) hoog in POLYonverzadigde vetten - of omega-6-vetten. De consumptie van dierlijke vetten en verzadigde vetten is de voorbije decennia net gedaald.)

Zoals gezegd speelt de te hoge consumptie van polyonverzadigde vetten hier een rol omdat de overconsumptie ervan zal leiden tot een minder energiek gevoel waardoor men minder calorieën zal verbruiken: het metabolisme vertraagt, waardoor men dikker wordt zelfs al blijft men evenveel eten als voorheen.

Maar voor de verklaring moeten we terug naar het hormoon dat in de energiehuishouding zo'n belangrijke en bepalende rol speelt: insuline. Wanneer je koolhydraten eet, zal het insulineniveau toenemen. De aanwezigheid van insuline zorgt er enerzijds voor dat de koolhydraten verbrand worden, en anderzijds dat de vetten opgeslagen worden. De vetten in het dieet maken je dus dik (en niet de koolhydraten) maar dan wel net omdat insuline de verbranding van de vetten zal verhinderen.

Ofwel moet je dus voorkomen dat insuline te hoog wordt (lage consumptie van koolhydraten) zodat je lichaam vet verbrandt, ofwel moet je zo weinig mogelijk vetten eten, zodat naast de koolhydraten ook die kleine hoeveelheid vetten nog verbrandt worden.

Wat dan met Ketonen? Die leveren toch ook energie? Dat klopt. Maar ketonen zijn eigenlijk het resultaat van vetverbranding. Sommige lichaamsweefsels kunnen immers geen vet gebruiken als energiebron. De hersenen bijvoorbeeld kunnen geen vet gebruiken maar wel ketonen. Een ketogeen dieet is dus elk dieet dat de vetverbranding stimuleert en daardoor ook de productie van ketonen. Dat hoeft dus geen dieet te zijn dat hoofdzakelijk uit vetten bestaat. Het is voldoende om de hoeveelheid koolhydraten zodanig te beperken zodat de weefsels die zonder glucose voort kunnen vet en ketonen gaan gebruiken. Dus ook een dieet bestaande uit 100% koolhydraten (of 100% eiwitten of een combinatie van koolhydraten en eiwitten) kan deels vet verbranden en bijgevolg ketonen aanmaken. Dit zal echter enkel gebeuren wanneer er een calorietekort is. De consumptie van vetten is dus niet nodig om in ketosis te geraken.

Anderzijds is de consumptie van een (zeer) hoog vetten-dieet wel de snelste weg naar ketosis. Je lichaam kan in zo'n geval immers niet anders dan vetten en ketonen als energie te gebruiken (aan het kleine deel glucose dat nodig is, wordt voldaan door de afbraak van eiwitten, een proces dat gluconeogenese wordt genoemd; aangezien dit proces leidt tot de afbraak van spiermassa is het zaak om voldoende eiwitten in het dieet te voorzien). Daardoor is het ook niet nodig dat je een calorietekort hebt. Dit type van ketogeen dieet werd dan ook niet gebruikt om gewichtsverlies te bevorderen maar om epilepsie te behandelen. Het blijkt immers dat wanneer de hersenen gebruik maken van ketonen in plaats van glucose de verschijnselen die gepaard gaan met epilepsie in de meeste gevallen verdwijnen.

Laten we even recapituleren. Wanneer je aan eten denkt, zal de hoeveelheid insuline reeds gaan toenemen. Tijdens de maaltijd zullen de koolhydraten omgezet worden in glucose (bloedsuiker). Insuline neemt verder toe en zal er nu voor zorgen dat het glucoseniveau niet te hoog wordt. Insuline zal daarom het overtollig bloedsuiker opslaan in de spieren en de lever (aan de hand van de insulinereceptoren - zie later). Deze opslagcapaciteit is, in tegenstelling tot vetten, niet onbeperkt echter. Vandaar ook dat je lichaam eerst koolhydraten zal verbranden en dan pas vetten. Wanneer je dus koolhydraten samen met vetten eet, zullen eerst de koolhydraten worden verbrand (dankzij insuline) en dan pas de vetten, wat de kans verhoogt dat de vetten zullen worden opgeslagen als lichaamsvet. Aangezien er bovendien, in tegenstelling tot koolhydraten, geen omzetting nodig is (het vet in het dieet en het vet in het lichaam heeft dezelfde vorm - triglyceriden), is de opslag van het vet zeer gemakkelijk en wordt er bij de vertering vrijwel geen energie verbruikt. Vrijwel alle vetcalorieën zullen worden opgeslagen, wat niet het geval is bij koolhydraten en al zeker niet bij eiwitten.

Wat is nu die capaciteit? Deze hangt af van het totale lichaamsgewicht maar gemiddeld is de opslag zo'n 100 gram in de lever (400 kcal) en 300-400 gram in de spieren (1200-1600 kcal). In totaal dus zo'n 400-500 gram per dag. Wanneer nu aan deze capaciteit is voldaan zal insuline aan de hersenen een signaal afgeven dat je mag stoppen met eten. Ik denk sowieso dat het voor de meeste mensen niet evident is om elke dag méér dan 500 gram koolhydraten te consumeren. Pas wanneer die drempel wordt overschreden (wat dan bewust zal moeten gebeuren want het verzadigingssignaal van insuline dient genegeerd te worden), zullen koolhydraten omgezet worden in vetten (de novo lipogenese).

Uit deze recapitulatie blijkt duidelijk dat je dik wordt van de consumptie van de vetten in het dieet, niet van de koolhydraten. Koolhydraten spelen echter wel de rol van trigger (dat zij deze rol spelen is straks van belang wanneer het over gewichtsverlies gaat). Zij brengen het proces van vetopslag op gang omdat door de koolhydraten je lichaam însuline aanmaakt en deze insuline de vetverbranding stopt. Het vet kan dan alleen maar worden opgeslagen (onthou: volgens de eerste wet van de thermodynamica kan het vet niet worden vernietigd - dat zou ingaan tegen het principe van energiebehoud).

Het is dan ook duidelijk dat het niet opgaat om één macro-nutriënt, het weze koolhydraten of vetten, aan te duiden als de oorzaak van de obesitas-epidemie. Hieruit besluiten dat de hoeveelheid calorieën de oorzaak zijn, is echter een non-sequitur. De overconsumptie van calorieën is immers zelf het gevolg van een verstoord (insuline)mechanisme waardoor het lichaam niet langer in een situatie van homeostase kan blijven.

Wat zorgt nu voor de verstoring van dat mechanisme? Dat is de hamvraag. Als we die vraag immers oplossen, dan hebben we meteen ook de obesitasepidemie (= algemene overconsumptie van calorieën, dus nogmaals zeggen dat de overconsumptie van energie de oorzaak is van obesitas is een tautologie verwarren met een hypothese) verklaard.

We hebben eigenlijk hierboven reeds een hint gegeven, maar we gaan er hier nu verder dieper op in. We zagen reeds dat de consumptie van veel koolhydraten en weinig vetten doorgaans geen probleem geeft, en het omgekeerde evenmin. Wanneer we beiden echter gaan combineren, ontstaat er op den duur een overaanbod van energie waar het lichaam niet langer meer om kan gaan. De moderne Westerse mens stelt zich voortdurend bloot aan het soort voeding dat uiteindelijk het proces van homeostase zal verstoren: het lichaam krijgt een "schok" te verwerken, en is niet langer in staat om CI en CO in evenwicht of rond een soort "set-point" te houden. Overgewicht is het resultaat.

Om dit goed te begrijpen moeten we terug gaan in de tijd: naar de oermens. Er is intussen heel wat inkt gevloeid over het zgn. "paleo-dieet". Uitendelijk blijkt er niet zoiets te bestaan als hét paleodieet tenminste als het om een specifieke verdeling van macronutriënten gaat (koolhydraten - eiwitten - vetten). Loren Cordain bvb. was van mening dat het om een hoog eiwittendieet ging, maar we weten dat er ook stammen waren die veel vetten aten of veel koolhydraten waar er evenmin sprake was van overgewicht.
In verschillende geografische gebieden en gedurende verschillende tijdsperiodes in de oudheid, had het paleodieet telkens weer een verschillende samenstelling. Soms veel koolhydraten, soms veel vetten, soms veel eiwitten, soms redelijk gevarieerd. Er bestaat met andere woorden niet één paleodieet.

Maar er is wel degelijk een rode draad die door al die "paleodieten" loopt. Ten eerste was het een dieet hoog in nutriënten (mineralen/vitaminen/spoorelementen). Belangrijker voor ons verhaal is dat er géén paleodieet bestond dat hoog was in voeding hoog in vetten én koolhydrraten. Er was immers in de oertijd een schaarste aan natuurlijke vormen van voeding hoog in vetten én koolhydraten. In feite zijn er eigenlijk maar twee soorten natuurlijk voedsel die hoog zijn in vetten en koolhydraten: bepaalde vruchten zoals noten, en melk. Deze twee soorten natuurlijk voedsel werden door de oermens eigenlijk enkel in bepaalde omstandigheden of gedurende een beperkte periode werd geconsumeerd.

Vruchten zoals noten waren immers enkel tijdens het seizoen beschikbaar (juli-augustus-september), en werden enkel tijdens die periode geconsumeerd vooral in gebieden met koude winters. De consumptie van dit voedsel verhoogde het vetpercentage: om dit manier zorgden onze voorouders voor bescherming van vitale lichaamsdelen tegen koude alsook werd een energiereserve aangelegd om een periode van voedingsschaarste te overbruggen (hierop is het idee van intermittent fasting gebaseerd, later meer hierover).

Melk was in die tijd enkel "moedermelk" en werd dus gegeven aan de opgroeiende kroost; zij dus veel energie nodig hebben om hun groei te ondersteunen. Ook dit is een goed voorbeeld van hoe calorie-aanhangers al te vaak oorzaak en gevolg omdraaien: kinderen groeien niet omdat ze veel energie tot zich nemen; ze nemen veel energie tot zich omdat ze groeien. Er is een onlosmakelijke connectie tussen CI en CO, een verbondenheid die door de dualistische CICO-theorie te veel wordt genegeerd. Eingelijk wil het lichaam niet liever dan dat CI en CO met mekaar gelijk zijn. Wat moet verklaard worden is net waarom die verbondenheid tegenwoordige doorgesneden blijkt te zijn. Die verklaring kan CICO niet geven.

Kortom, voedsel rijk aan koolhydraten én vetten waren ofwel enkel beschikbaar tijdens het seizoen of waren bestemd voor opgroeiende nakomelingen. Die situatie is intussen helemaal veranderd. Dergelijk voedsel (apart of in combinatie bvb. chips met frisdrank) is nu de norm, is altijd en overal gemakkelijk beschikbaar, en wordt door de Westerse mens vrijwel voortdurend geconsumeerd ("snacking"). Al ons bewerkt voedsel is vrijwel altijd hoog in vetten en koolhydraten, en dus hoog in calorieën. Niet alleen dat, voedsel die vetten en koolhydraten combineren stimuleren ook nog eens het beloningscentrum in de hersenen, waardoor we dat soort voeding gemakkelijk gaan overconsumeren (overconsumptie die verder wordt bevorderd door het feit dat we veel van onze calorieën tegenwoordig ook in vloeibare vorm tot ons nemen). Ook dit is dus een vorm van homeostase die door onze gewijzigde voedselomgeving wordt verstoord, vaak reeds van kinds af aan, wat een verklaring kan zijn voor het feit dat obesitas zich tegenwoordig ook bij zelfs zeer jonge kinderen manifesteert.

Het draait dus niet enkel om insuline. Homeostase is een zeer complex proces waar vele hormonen en enzymen bij betrokken zijn, niet enkel insuline. Maar de rol die insuline speelt, is wel zeer fundamenteel en doorslaggevend. In wat volgt zullen we ons dus opnieuw op insuline concentreren.

We weten dus reeds dat de consumptie van koolhydraten insuline doet toenemen. Terwijl insuline hard aan het werk is om de koolhydraten te verbranden, wordt de vetverbranding geblokkeerd, waardoor de vetten in het eten een grote kans hebben om opgeslagen te worden. Hoe meer koolhydraten, hoe groter de kans dat dit gebeurt; en hoe meer vetten, hoe meer vetten worden opgeslagen. Aangezien de combinatie koolhydraten/vetten vaak ook heel smakelijk is, stimuleert het dus om er veel van te eten: het bevordert de overconsumptie. Nog twee andere factoren spelen vaak een rol. Veel van onze voeding wordt ook gewoon tot ons genomen in liquide vorm. Omdat de vertering van dit "voedsel" zeer snel gebeurd, leidt tot dit een veel sterkere stijging van insuline dan vast voedsel. Daarnaast is er nog het fenomeen van "snacking". We eten niet alleen te veel, we eten vooral ook te vaak. Daardoor blijft je lichaam continue insuline produceren en blijft het insulineniveau gedurende de ganse dag veel te hoog. Op die manier blijft de vetverbranding de ganse tijd geblokkeerd en kan je dus onmogelijk vet verliezen.

Samengevat:

1 we eten te veel voedsel hoog in calorieën
2 we eten te veel voedsel te hoog in vetten én koolhydraten (gefabriceerd voedsel)
3 we eten dat voedsel veel te vaak ("snacking")
4 we eten veel van dat voedsel in liquide vorm

Deze vorm van eten is bovendien tegennatuurlijk. Geen wonder dat het mechanisme dat ons lichaamsgewicht regelt en min of meer rond een "set point" houdt, niet meer werkt.

Maar de gevolgen op lange termijn zijn veel ernstiger en gaan veel verder dan enkel het blokkeren van de vetverbranding. Zoals reeds aangegeven kan insuline de glucose enkel kwijt met behulp van insulinereceptoren. Voordat insuline zijn job kan doen, moet het zich eerst binden aan een specifieke insulinereceptor. De insulinereceptor is de plaats van interactie van insuline met de voor insuline gevoelige cellen. Deze receptor, die voor het eerst in 1971 werd aangetoond, heeft twee belangrijke functies: het herkennen van het insulinemolecuul door het met grote affiniteit en specificiteit te binden en het doorgeven van een signaal naar het inwendige van de cel, hetgeen tot een respons moet leiden.

Grosso modo zijn er vier soorten weefsels en organen die insuline-resistent kunnen worden. Op deze manier zullen ze ook alle vier bijdragen aan obesitas en andere ziekten. Deze vier weefsels en organen zijn:

1) het spierweefsel
2) de hersenen
3) de lever
4) het vetweefsel

Als insuline zijn werk wil doen, en de glucose transporteren naar het spierweefsel en de lever, moeten deze "organen" gevoelig blijven voor de werking van insuline. Hoe meer insulinereceptoren, hoe gevoeliger het weefsel is, hoe beter insuline werkt, en hoe minder insuline door het lichaam geproduceerd dient te worden. Wanneer het aantal receptoren echter afneemt, wordt het weefsel ongevoelig. Dit wordt insulineresistentie genoemd. De glucose vindt nu minder zijn weg naar het spierweefsel en de lever om als energie gebruikt te worden. Het glucoseniveau dreigt nu te hoog te worden, waardoor het lichaam méér insuline gaat produceren. Probleem is nu dat verhoogde insulineconcentratie zelf leidt tot een (verdere) afname van het aantal insulinereceptoren; dit wordt aangeduid als ‘down-regulatie’. (Vergelijk het met een mes dat bot geworden is: als je het mes niet slijpt - gevoeliger maakt - dan kan je enkel maar harder en harder snijden, tot het mes breekt....) Hierdoor ontstaat een vicieuze cirkel die uiteindelijk kan leiden tot de ontwikkeling van diabetes type II, gekenmerkt door insuline-restistent weefsel, hoge niveau's van glucose én insuline - die allebei gevaarlijk zijn. Interessant : terwijl diabetes type I (geen insuline) meestal gepaard gaat met extreme magerte, gaat diabetes type II (insulineresistentie) gewoonlijk samen met overgewicht en obesitas, zodat men nu spreekt over een duo-epidemie "diabesitas".

Dus we zien:

- diabetes type 1 --> geen insuline --> extreme magerte
- diabetes type 2 --> te veel insuline --> extreem overgewicht

Dit zijn feiten. De interpretatie ervan is echter niet zo eenvoudig zoals hierboven is gebleken.

Ook de hersenen zullen overigens ongevoelig worden voor de werking van insuline. Het hongerstillend effect van insuline verdwijnt daardoor. Tegelijk krijgen de spieren te maken met een gebrek aan energie. Ondanks het feit dat men meer dan genoeg calorieën eet, geraakt de glucose niet langer meer in het spierweefsel. Ook vrije vetzuren kunnen niet worden gebruikt, aangezien de vetverbranding wordt geblokkeerd. Hierdoor sterft het spierweefsel af (net zoals bij diabetes type I, maar wel om een andere reden). De glucose zelf gaat daarentegen situ presto het vetweefsel in. De novo lipogenese - het omzetten van koolhydraten in vetten - wordt nu plots wél een belangrijke manier waarop het lichaamsgewicht toeneemt. Elke gram koolhydraten kan nu omgezet worden in vet. Doordat de vetmassa toeneemt en de spiermassa af, verlaagt ook nog eens het metabolisme.

Vervolgens hebben we de lever. Ook hier zien we een zelfversterkend proces aan het werk. Normaal gezien slaat de lever koolhydraten op voor later gebruik als energie. Wanneer echter de lever te lang blootgesteld wordt aan koolhydraten (zeker fructose) en/of aan insuline, begint de lever meer en meer koolhydraten om te zetten in vetten (dat gebeurt ook als gevolg van de overconsumptie van alcohol - op die manier draagt alcohol bij aan obesitas alsook een een vette lever - een vette lever kan dus echter ook het resultaat zijn van te veel koolhydraten en insuline, dit wordt doorgaans non-alcoholic fatty liver disease of NAFLD genoemd). Een vette lever is tevens insuline-resistent geworden. De lever begint nu glucose te dumpen in de bloedcirculatie, zelfs wanneer dit niet nodig is. Er ontstaat nu een soort van "stellingenoorlog" tussen glucose en insuline. Ondanks hoge insulineniveau's blijft ook glucose hoog, ondanks verwoede pogingen van insuline om de glucose door de lever te doen opslaan. De lever blijft integendeel glucose in het bloed dumpen wat dan weer leidt tot meer insuline, wat de lever nog verder insuline-resistent maakt, wat leidt tot chronish hoge glucoseniveau's in het bloed enz....

Vet is meestal het laatste weefsel dat insuline-resistent wordt. Zoals we hierboven hebben gezien is insulineresistentie van het spierweefsel op zich voldoende om obesitas te verklaren. Maar ook het vetweefsel kan insuline-resistent worden. Heel wat nare zaken kunnen hier uit voortkomen. Voor ons thema is het echter voldoende om op te merken dat vet - onder de vorm van triglyceriden - niet langer meer de weg naar vetcellen kunnen vinden waardoor ook de triglyceriden in het bloed een constant hoog niveau bereiken.

Een hoog niveau van glucose, insuline én triglyceriden is hét recept voor een grote hoeveelheid van ziekten - die vaak "metabolisch syndroom" worden genoemd. Aangezien dat meestal - maar niet altijd - gepaard gaat met obesitas, wordt overgewicht vaak als oorzaak van die ziekten aangewezen. Maar in feite is dat niet juist: metabolische ziekten en obesitas gaan vaak samen, maar dat betekent niet dat het ene het andere veroorzaakt. Veel logischer is het om aan te nemen dat ze beiden door iets anders worden veroorzaakt: insulineresistentie namelijk.

Steeds meer mensen krijgen tegenwoordig dus te maken met een gebroken metabolisme (= metabolic syndrome). Gelet op het voorgaande, hoeft het nog te verbazen dat sommigen er tegenwoordig zo rondlopen (of bijzitten)?

juhh

Hoe omvangrijk (geen pun intended!) is het insulineresistentieprobleem? Benjamin Bikman stelt dat het probleem gigantisch is. De helft van alle volwassenen in de V.S. zou insulineresistent zijn en één derde van de totale bevolking. Dus ook veel jongeren en zelfs kinderen zijn insulineresistent: 10% van alle kinderen in Noord-Amerika zijn insulineresistent en die kinderen kunnen zo jong zijn dan 4 jaar. Volgens deze schrikwekkende studie zou amper 12,2% van de Amerikaanse volwassenen een "optimale" metabolische gezondheid hebben.

Evenmin is deze trend beperkt tot de Verenigde Staten (en andere landen met een Standaard Westers Dieet). Insulineresistentie wordt ook meer en meer een probleem in ontwikkelingslanden. De voorbije dertig jaar is aantal mensen met insulineresistentie verdubbeld. En de volgende verdubbeling zal wellicht maar tien jaar op zich laten wachten. 80% van alle mensen met insulineresistentie leven nu in ontwikkelingslanden zoals China en India.

Obesitas is dus een ingewikkeld probleem dat niet gevat kan worden in simpele "theorieën" zoals calorieën, vetten of koolhydraten.

Toch een poging om alles even op overzichtelijke manier voor te stellen:

1. Voordat het proces van "homeostase" verstoord geraakt, moet er iets gebeuren in de "omgeving". Er moet een externe schok plaatsvinden. In die externe schok moet de eigenlijke oorzaak van de obesitas-epidemie gezocht worden. Deze schok is zowel kwantitatief als kwalitatief: we eten niet alleen te vaak (snacken) en te veel, maar we eten ook meestal het verkeerde soort voedsel. Voeding met weinig voedingswaarde, maar wel met veel calorieën, veel koolhydraten én veel vetten. Voeding die dan ook nog hyper-smakelijk is waardoor het aanzet tot overeten. Al dit voedsel is overvloedig aanwezig, gans het jaar door en we moeten weinig of geen energie verbruiken om eraan te geraken (e.g. fast food). Vroeger moesten mensen op hun voeding jagen of gaan verzamelen, tegenwoordig jaagt en verzamelt het voedsel ons. Geen wonder dat er een obesitasepidemie is.

2. Hierdoor eten we te vaak en te veel, te veel voedsel waar ons lichaam moeite heeft om mee om te gaan, en dan eten we veel van ons voedsel ook nog eens in liquide vorm waarbij bepaalde remmende factoren worden omzeild.

3. Het mechanisme dat er normaal voor zorgt dat aanbod en vraag naar energie min of meer in evenwicht blijft - en waarin insuline een cruciale rol speelt - geraakt vervolgens volledig verstoort.

4. Dat gebeurt ongeveer als volgt: overaanbod van voedsel rijk in koolhydraten en vetten --> te veel & te vaak eten --> continue hoge niveau's van insuline --> insulinereceptoren raken ongevoelig voor de werking insuline --> lever & spieren nemen glucose minder snel op --> glucoseniveau's in bloed worden/blijven te hoog --> lichaam gaat méér insuline produceren --> insulinereceptoren worden nog ongevoeliger --> het overaanbod aan energie kan nu enkel opgeslagen worden als vet (terwijl de andere weefsels een tekort hebben aan energie) --> hongergevoel blijft ondanks overaanbod energie  --> terwijl in eerste instantie enkel de vetten in het dieet opgeslagen worden als lichaamsvet, worden nu ook de koolhydraten opgeslagen (de novo lipogenese onder invloed van insuline) --> obesitas & verslechtering lichaamssamenstelling --> extreme vormen van overgewicht, diabetes en nog vele andere metabolische ziektes.

5. Het lichaam wordt als het ware gebombardeerd met energie, en weet niet langer meer wat ze met het overaanbod van energie moet doen. Die "schok" ontregelt het evenwichtsmechanisme ("homeostase") waardoor de negatieve feedbackprocessen nu positieve feedbackprocessen zijn geworden. Er zijn nu vrijwel geen limieten meer op de opslag van vetten door het lichaam. En die vetten komen van overal, van vet, van koolhydraten, van eiwitten zelfs...

Zoals kan worden gemerkt, zitten aspecten van zowel de caloriehypothese als van de CIH, in dit overzicht verwerkt, alsook van andere theoriën zoals deze van Stephan Guyenet, die obesitas wijt aan het feit dat veel van ons voedsel tegenwoordig hyperaantrekkelijk is en daardoor gemakkelijk uitnodigt tot overeten.

Al die theorieën hebben zinnige dingen te zeggen over het obesitasprobleem maar geen enkele lijkt mijns inziens een alomvattende verklaring te kunnen geven. De hoeveelheid calorieën die we consumeren zijn uiteraard belangrijk, maar enkel focussen op op calorieën gaat voorbij aan andere factoren zoals de kwaliteit van onze voeding en de verschillende impact die een verschillende samenstelling van ons dieet heeft op ons lichaamsgewicht. Bovendien draait deze "theorie" oorzaak en gevolg om en kan het niet verklaren waarom we te veel eten. Het zegt enkel dat als we te veel eten we dik zullen worden. Maar dat is een truïsme, geen verklaring. Anssi Mahinnen en collega's hebben recent overigens voorgesteld dat de focus op calorieën afleidt van een andere belangrijk aspect nl. de hoeveelheid voedsel die wij eten - los van het aantal calorieën dat die hoeveelheid voedsel bevat.

Gary Taubes' theorie (de latere versie) heeft als voordeel dat het de aandacht vestigt op de cruciale rol die wordt gespeeld door insuline. Hoge niveau's van insuline zullen leiden tot gewichtstoename. Hij wijst er verder terecht op dat obesitas eerder het gevolg is van een hormonale disbalans ipv. een disbalans tussen calorieën in en calorieën uit. Overeten (CI > CO) is net een gevolg van een hormonale disbalans en kan dus niet de oorzaak zijn van gewichtstoename. Desalniettemin heeft Taubes' theorie enkele fatale tekortkomingen:

1) het miskent de rol die insuline speelt (in normale omstandigheden) in het stillen van het hongergevoel;
2) de focus ligt te éénzijdig op koolhydraten terwijl het net vetten zijn die worden opgeslagen als lichaamsvet (in normale omstandigheden). Pas wanneer het insulinemechanisme niet meer werkt, zullen ook koolhydraten omgezet worden in vetten (de novo lipogenese);
3) de belangrijkste tekortkoming is dat Taubes zelf stopt bij de hormonale disbalans en geen verklaring geeft waarom die disbalans tot stand is gekomen. HIj zet dus één stap verder dan de caloriehypothese om dan zelf voortijdig te stoppen.

Die stap verder zet Guyenet dan wéér wel. En zo belanden we uiteindelijk bij de "toxische" omgeving die ten onrechte door Taubes wordt veronachtzaamd. Er is te veel voedsel in omloop, dat voedsel is veel te gemakkelijk en overal beschikbaar, en het is te aantrekkelijk. Voor vele mensen is het in zo'n omstandigheid gewoonweg niet mogelijk om nee te zeggen. Ze gaan overeten met het verkeerde voedsel en ze vernietigen het systeem dat hun lichaamsgewicht min of meer in evenwicht houdt.

Veel mensen kampen dus met het probleem dat het lichaam niet meer kan omgaan met de gewijzigde omgeving en het daardoor niet langer meer op dit gebied homeostase kan handhaven. Al die mensen zijn metabolisch gebroken. Ze zijn insulineresistent geworden. En insulineresistentie leidt tot onder andere obesitas. Insulineresistentie is ook de reden waarom diabetes nu plots wél samen gaat met overgewicht.

En zo wordt meteen ook begrijpelijk waarom Taubes aan insuline een centrale rol heeft toebedeeld: geen insuline (diabetes type I) gaat immers gepaard met extreme magerte en te veel insuline (diabetes type II) gaat gepaard met (extreem) overgewicht. Zijn oplossing: eet geen koolhydraten want dat doet insuline te veel stijgen, bleek echter veel te simplistisch.

Het is dan ook duidelijk dat iets aan het probleem moet gedaan worden. Enkele mogelijke oplossingen worden gesuggereerd in het tweede deel.

2. Deel II: Mogelijke oplossingen

Gary Taubes gaat er prat op dat hij op zijn minst heeft geprobeerd een antwoord te geven op de juiste vraag, terwijl de caloriehypothese dat volgens hem niet doet. Niet hoe we dik worden is de relevante vraag, maar wel waarom we dik zijn. Dat lijkt me ook, maar de vraag is of we het onderscheid tussen waarom en hoe wel zo scherp kunnen maken. De stelling dat de caloriehypothese een antwoord is op de hoe-vraag, en niet de waarom-vraag, lijkt me nogal overtrokken te zijn. Het is evengoed een antwoord op de waarom-vraag: waarom wordt iemand te zwaar? Omdat iemand te veel eet. Het antwoord van de CIH daarentegen is: Omdat iemand te veel koolhydraten eet.

Zowel de caloriehypothese als de CIH geven dus een antwoord op de waarom-vraag. Ze doen dat echter door een mechanisme te definiëren hoe dat gebeurd, en ze geven dus eigenlijk ook een antwoord op de hoe-vraag. Het ene kan dus niet losgekoppeld worden van het andere. Als Taubes zegt dat het de consumptie van te veel koolhydraten een antwoord is op de waarom-vraag dan is het eigenlijk ook het (begin van) een antwoord op de hoe-vraag: via de productie van insuline en daardoor de novo lipogenese etc....

Waarom, hoe, maakt dus allemaal niet zoveel uit. Het verwijt van Taubes lijkt me dan ook overtrokken. Waar het om gaat is dat de werkelijke oorzaken correct worden geïdentificeerd. Alleen dan kunnen we aan oplossingen denken. Zoals we gezien hebben, is dat noch bij de "caloriehypothese" noch bij CIH het geval.

Laten we dit nog even verder expliciteren.

Aangezien de overconsumptie van calorieën leidt tot overgewicht is de oplossing volgens de caloriehypothese simpel: zorg ervoor dat CI < CO door minder te eten, meer te bewegen, of beide. Maar we zien in de praktijk dat veel mensen er niet in slagen dit advies te volgen, en al zeker niet op lange termijn. De onderzoeken wat dat betreft zijn zeer duidelijk: 80% en meer van de mensen die op dieet gaan en gewicht verliezen, komen na verloop van tijd opnieuw bij hun begingewicht uit, en gaan er soms gewoon over.  Een onderzoek naar aanleiding van de Biggest Loser competitie op Amerikaanse televisie waarbij de deelnemers via een gruwelijk regime op zo snel mogelijke tijd zoveel mogelijk gewicht diende te verliezen, toont aan het lichaam zich derwijze aanpast aan de gewijzigde omgeving zodat al de inspanningen uiteindelijk tot mislukken gedoemd zijn.
Homeostase werkt immers in beide richtingen.

Als de caloriehypothese klopt, dan is de oplossing gemakkelijk: zet iedereen met overgewicht in een kamp en dwing hen tot een caloriedeficit tot het moment dat het gewenste gewicht bereikt wordt. Wanneer die mensen echter opnieuw in de vrije wereld worden losgelaten, is de kans zeer groot dat ze opnieuw zullen zwichten voor de toxische omgeving van te veel voedsel van slechte kwaliteit.

Hoewel hetzelfde probleem ook min of meer de CIH plaagt, ligt de situatie een beetje anders hier. Ook al is de consumptie van koolhydraten op zich geen oorzaak van de obesitasepidemie, dit betekent nog niet dat het schrappen van koolhydraten niet kan helpen bij gewichtsverlies. Het probleem echter is dat het minimaliseren of verwijderen van koolhydraten niet voor iedereen vol te houden is. Ook sociaal gezien is dat voor velen niet evident. Restrictieve en inflexibele dieëten zullen daardoor meestal falen.

Zinvoller dan het onderscheid tussen de waarom- en de hoe-vraag, is het onderscheid tussen directe oorzaak en ultieme oorzaak. Een analogie ter illustratie. Wanneer een restaurant failliet gaat, kunnen dikwijls vele directe oorzaken aangewezen worden: verkeerde ligging, slechte bediening, te hoge prijzen, voeding van lage kwaliteit enz...De ultieme oorzaak is echter...slecht management. Het management koos voor de slechte ligging, nam het verkeerde personeel aan, legde de prijzen vast enz...

Met obesitas kan het onderscheid tussen directe oorzaak en ultieme oorzaak vrij gemakkelijk worden gemaakt. De directe oorzaken kunnen ook hier redelijk divers zijn, maar ze komen er meestal op neer dat het systeem van homeostase niet langer naar behoren werkt: insulineresistentie. Maar wat veroorzaakt de insulineresistentie? De "toxische" omgeving die reeds werd beschreven. Dit is dus de ultieme oorzaak.

Het probleem is nu dat aan die ultieme oorzaak weinig kan worden veranderd. Er worden uiteraard wel pogingen ondernomen maar die zijn niet echt succesvol en zullen pas eventueel op lange termijn resultaten opleveren. Voor een obees persoon is het geen optie om daar op te wachten. Hij moet dus op zoek naar andere oplossingen voor het onmiddellijke probleem: zijn of haar gebroken metabolisme.

En wat dat betreft zijn er nu eenmaal niet ontelbaar veel mogelijkheden. Maar er zijn er wel. Ik denk dan aan een laag koolhydraten/ketogeen dieet, het P/E-dieet en intermittend fasting (IF). Alle drie hebben ze voor- en nadelen. Maar alledrie gaan ze naar de kern van het probleem - insuline-resitentie - en alledrie kunnen ze op een flexibele manier worden ingevuld. Aanvullend kan ook (meer) sport en beweging een helpende hand aanreiken.

We hebben inderdaad tot nu toe weinig gezegd over de rol van beweging en sport. De reden is simpel: het is ons "dieet" dat gezorgd heeft voor de obesitasepidemie. Bovendien zit impliciet in de beschrijving van de "toxische" omgeving ook verscholen dat we veel minder bewegen, en dus veel minder energie verbruiken, dan onze voorouders. Als jagers-verzamelaars moesten we immers veel energie spenderen aan het jagen op en het verzamelen van onze voeding, terwijl die nu als het ware letterlijk in onze schoot wordt geworpen.

Uiteraard zorgt ook dat voor de overload aan energie waarmee ons lichaam niet mee om kan.

In tegenstelling tot Gary Taubes beweer ik dus sport & beweging wel degelijk belangrijk zijn, te meer daar op de juiste manier gebruikt ze mee kunnen helpen in het herstellen van je gebroken metabolisme. Maar de manier waarop is subtieler dan aanhangers van de caloriehypothese ons willen doen geloven. In het laatste hoofdstukje komen we er verder op terug. Laten we nu eerst beginnen met een ketogeen dieet.

1. Koolhydratenarm/ketogeen dieet.

We zagen reeds dat elke dieet dat het lichaam dwingt om ketonen aan te maken, in principe een ketogeen dieet is. Hier gaan we uit van een meer restrictieve definitie: een ketogeen dieet is een dieet dat koolhydraten zo veel als mogelijk schrapt in de hoop op die manier gewicht te verliezen.

Het principe is simpel: schrap koolhydraten en je lichaam kan niet anders dan vet gebruiken als energiebron. De weefsels die normaal glucose gebruiken en waarvoor vet niet gebruikt kan worden als energiebron, zullen door de afwezigheid van koolhydraten in het dieet, gebruik maken van ketonen. Ketonen zijn dus het gevolg van vetverbranding wegens het tekort aan glucose. Sommige lichaamscellen - zoals de rode bloedlichamen - die enkel glucose als energiebron kunnen gebruiken, zullen hun energie halen uit de afbraak van eiwitten. De hoeveelheid glucose die hiervoor nodig is echter laag.

Nu hebben we gezien dat koolhydraten op zich niet de oorzaak zijn van gewichtstoename. Waarom zou het schrappen ervan dan wel kunnen helpen? Omdat we niet mogen uitgaan van een symmetrie tussen gewichtstoename en gewichtsverlies. Los van het feit dat zonder koolhydraten het lichaam wel vet MOET verbranden (wat niet betekent dat je gewicht verliest, daarvoor is een energietekort nodig = truïsme), zal het schrappen van koolhydraten ook tot gevolg hebben dat het glucoseniveau in het bloed vanzelf daalt waardoor ook de insulineproductie zal verminderen. Er is immers geen insuline meer nodig om de koolhydraten naar het spierweefsel en de lever te transporteren.

Dat heeft twee gevolgen:

1) op korte termijn switched het lichaam over van glucoseverbranding tot vetverbranding (de insulineknop staat af);
2) op lange termijn zullen de insulinereceptoren opnieuw sensitiever worden voor de werking van insuline, zodat de insulineresistentie verminderd of zelfs verdwijnt. Vandaar ook dat sommige van de betere laag-koolhydraten dieten (zoals die van Dr. Atkins) adviseren om minstens twee weken radicaal alle koolhydraten te schrappen om ze nadien langzaamaan opnieuw in het dieet op te nemen en te experimenteren hoeveel koolhydraten het lichaam kan verdragen. Dat maakt dat deze versie een graad van flexibiliteit met zich meebrengt, wat een belangrijk pluspunt is voor elk dieet.

We weten ook dat wanneer iemand insulineresistent is geworden, alle koolhydraten omgezet kunnen worden in vetten. Door deze toevoer af te knijpen is er alvast één bron van energie die niet langer meer voorhanden is.

Het spreekt voor zich dat een laagkoolhydratendieet vooral kan helpen wanneer iemand insuline-resistent is geworden. In zo'n geval vormen koolhydraten bijna per definitie een surplus aan energie die door het lichaam nauwelijks kan worden gebruikt en dus zal opgeslagen worden als lichaamsvet. Door koolhydraten radicaal te schrappen wordt het lichaam gedwongen om vet en ketonen te gebruiken als energie, gaat het insulineniveau naar omlaag en zal de insulinegevoeligheid opnieuw toenemen.

De essentie lijkt mij hier te zijn : het radicaal schrappen van koolhydraten. Hoewel diverse onderzoeken hebben aangetoond dat mensen die insuline-resistent zijn meer gewicht verliezen met een laagkoolhydratendieet, terwijl mensen die insulinegevoelig zijn beter presteren met een laag vet dieet, komt een recente studie van Christopher Gardner tot de conclusie dat de samenstelling van het dieet geen verschil maakt. Deze studie, die overigens betaald werd door NUSI, heeft echter twee tekortkomingen: het laagkoolhydratendieet was geen echt laag koolhydratendieet (of beter: de verschillen inzake de samenstelling van de dieëten waren niet groot genoeg) en de studie kon geen conclusies trekken over de lange termijneffecten. Het spreekt voor zich dat het herstellen van insulinegevoeligheid een redelijk lange periode in beslag neemt (tenzij men, zoals ook Dr. Atkins speculeerde, net radicaal alle koolhydraten schrapt om zo een schokeffect te weeg te brengen).

Het grote debat m.b.t. het ketogeen dieet is tegenwoordig of je koolhydraten beter vervangt door eiwitten of eerder door vetten. De voorstanders van eiwitten komen later nog aan bod naar aanleiding van de bespreking van het P/E-dieet. Nu staan we stil bij het LCHF-dieet waarbij de koolhydraten worden vervangen door vetten, en waarbij zelfs eveneens de consumptie van eiwitten (fel) wordt beperkt. Grote promotor van dit soort dieet is Jimmy Moore. Moore zelf is echter geen goede vertegenwoordiger. Terwijl hij oorspronkelijk veel gewicht verloor bij het volgen van een traditioneel laagkoolhydraten Atkins-dieet (dat relatief hoog is in eiwitten); zijn die pogingen veel minder succesvol (sic!) geworden sinds hij overschakelde op een laag koolhydraten hoog vetdieet:

j
Moore voor hij aan zijn Atkins dieet begon.
j
Jimmy Moore na zijn Atkins-dieet
j
Hier de resultaten van een laag koolhydraten, laag eiwitten, zeer hoog vetten dieet.

Dit wil niet zeggen dat een heel hoog vetten dieet niet kan werken. Met name voor het opruimen van de laatste restjes overtollig vet, kan de consumptie van redelijk veel vetten helpen, zoals we nog zullen zien, op voorwaarde dat het lichaam in een caloriedeficit blijft.
Net dat is echter niet evident. Vetten hebben immers dubbel zoveel calorieën dan koolhydraten of eiwitten. Vetten bevatten dus veel energie. Bovendien hebben vetten op zich een weinig verzadigd effect. Hoe meer vetten, hoe minder verzadigend het dieet is. Vetten zijn ook relatief arm aan vitaminen en mineralen, ook die vitaminen en mineralen dus die kunnen helpen bij gewichtsverlies. Vetten in het dieet kunnen ten slotte gemakkelijk en snel als lichaamsvet opgeslagen worden, omdat beiden dezelfde samenstelling hebben.

Verder hebben vetten een laag thermogenetisch effect (het laagste van de drie macronutriënten). Voedselgeïnduceerde thermogenese wordt ook wel eens door maaltijden gegenereerde warmte productie genoemd. Om het met simpele woorden te zeggen is voedselgeïntroduceerde thermogenese de energie die door uw lichaam verbruikt wordt bij het verorberen en verteren van voedsel. Dit effect (TEF) is met 20 tot 35 procent het hoogst bij eiwitten. De TEF bedraagt nog 5 à 10% bij koolhydraten. Bij vetten echter is de TEF hoogstens 3%. Hoe meer vetten in het dieet, hoe minder energie je lichaam dus verbruikt om de voeding te verteren.

Er zijn aanwijzingen dat een hoge vetconsumptie eveneens een negatieve invloed kan hebben op de schildklier en daardoor het metabolisme vertraagt (ook blijkt dat niet voor elke soort vet het geval te zijn).

Al deze zaken maken het moeilijker om het noodzakelijke calorie-deficit te realiseren. Het hoog energetisch gehalte van dit dieet zal bovendien niet bijdragen aan het herstellen van een gebroken metabolisme.

Het is misschien ook nog eens nodig om er op te wijzen dat dit soort dieet oorspronkelijk niet werd ontwikkeld als een dieet voor gewichtsverlies, maar als een dieet voor de behandeling van epilepsie.

Waarom zijn er dan toch fanatieke voorstanders van dit dieet? De belangrijkste reden is blijkbaar dat de voorstanders vrezen dat de eiwitten in het dieet zorgt voor een hoog niveau van glucose in het bloed, waardoor ook insuline hoog blijft, en het lichaam geen ketonen zal produceren. Daarom moet de hoeveelheid proteïne in het dieet beperkt te blijven. Maar weinig of geen koolhydraten en beperkte eiwitten betekenen automatisch veel vetten.

De vraag is of deze aanname juist is. Mij lijkt het dat de mate waarin eiwitten deels omgezet zullen worden in glucose (glucogenese) eerder vraag- dan aanbodgerelateerd zal zijn. Niet de hoeveelheid eiwitten in het dieet dus, maar wel de behoefte aan glucose zal bepalen hoeveel glucose vanuit eiwitten zullen worden voortgebracht. Hoe dan ook zal er altijd lichaamsweefsel overblijven die glucose nodig hebben (rode bloedcellen bvb.) Als er geen glucose uit het dieet gehaald kan worden, kan het enkel van proteïnen komen. Dat betekent de afbraak van spiermassa. Het komt er dus op aan om deze lichamelijke nood aan glucose te verminderen. Daardoor wordt glucogenese wordt geminimaliseerd.

Is een (zeer) hoog vet dieet de beste oplossing hiervoor? Dat lijkt me niet. Je lichaam zal weliswaar ketonen gaan produceren waardoor al onder andere de hersenen geen glucose meer nodig hebben. Maar herinner dat élk dieet dat een calorietekort met zich meebrengt, ketonen zal voortbrengen en dus de lichamelijke behoefte aan glucose zal minimaliseren. Gezien glucogenese de afbraak van eiwitten betekent, is het beter te kiezen voor een dieet dat voldoende eiwitten bevat, zodat er geen afbraak van spiermassa is.

Alles bij mekaar lijkt een hoog vet dieet (>< laag koolhydratendieet) niet het beste dieet te zijn voor gewichtsverlies, tenzij in specifieke omstandigheden. Gebruik dit dieet waarvoor het optimaal geschikt is, met name het aanpakken van sommige neurologische problemen zoals epilepsie. Maar voor gewichtsverlies, en zeker wanneer je ook je lichaamssamenstelling wil verbeteren, zijn er betere oplossingen. De eerste is het P/E-dieet.

2. P/E-dieet

Tot nu toe hebben we nog niet veel gezegd over de rol van eiwitten in de beheersing van het lichaamsgewicht. Hoog tijd om daar verandering in te brengen: de rol van eiwitten of proteïne is immers ronduit cruciaal.

Eiwitten is de macronutriënt die door nogal wat voorstanders van een ketogeen dieet wordt miskend. Gary Taubes bijvoorbeeld heeft er nauwelijks iets over te zeggen. Jimmy Moore's visie hebben we al gezien. Op zich is dat nogal een eigenaardige evolutie. Zoals eerder gesteld was het dieet van Dr. Atkins relatief hoog in eiwitten. Ook de auteur van de bestseller Protein Power, Michael Eades, benadrukt, zoals de titel van het boek al laat vermoeden, het belang van voldoende proteïnen.

Dé promotoren van een hoog eiwittendieet zijn echter Ted Naiman en William Shewfelt, in hun boek getiteld The PE Diet: Leverage your biology to achieve optimal health.

Maar vooraleer we het hebben over dit dieet, moeten we eerst dieper duiken in de rol die eiwitten spelen in de regulering van ons lichaamsgewicht. Want hierover hebben we tot nu toe te weinig gezegd. Daarvoor komen we terecht bij een intussen klassiek artikel van Raubenheimer en Simpson gepubliceerd in 2005: Obesity: the protein leverage hypothesis.

Raubenheimer en Simpson stellen vast dat eiwitten typisch zo'n 15% van het dieet uitmaakt en dat dit percentage min of meer constant is gebleven, zowel in de tijd als over verschillende bevolkingsgroepen en dit gedurende de ontwikkeling van de obesitasepidemie. Paradoxaal genoeg, zo zeggen de auteurs, toont dit net aan dat de eiwitconsumptie een belangrijke rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van de epidemie alsook in de mogelijke oplossing ervan (vandaar de term "leverage"). Om dit te bewijzen hebben ze een wiskundig model uitgewerkt.

De protein-leverage-hypothese sluit nauw aan bij onze visie dat het overaanbod van voeding rijk in koolhydraten & vetten de oorzaak is van de obesitas-epidemie. In de woorden van Raubenheimer en Simpson:

prot

In het boek van Naiman en Shewfelt staat een foto die het zo uitdrukt:

pà

De stelling wordt hiermee wel duidelijk denk ik: mensen hebben een minimale behoefte aan eiwitten. Als daaraan niet wordt voldaan door voldoende eiwitten in de voeding, dan gaan we te veel koolhydraten en vetten eten om onrechtstreeks aan die behoefte te voldoen. Omgekeerd betekent dat dat als we wel voldoende eiwitten eten, we automatisch minder koolhydraten en vet zullen consumeren. Daardoor krijgen we minder calorieën binnen, en zullen we slanker worden.

Vandaar de naam van het P/E-dieet. Bedoeling is om de ratio proteïnen/energie zo hoog mogelijk te maken. Het handige aan dit dieet is bovendien dat daarbij enkel bewust moet ingezet worden op de teller P. Indien P wordt verhoogd, daalt E automatisch. Hoe meer eiwitten, hoe minder ruimte er zal zijn voor koolhydraten en vetten; en hoe lager de energie-inname zal zijn. Gewichts- en vetverlies volgen dan vanzelf.

Het feit dat gewichtsverlies haast automatisch gebeurd, zonder bewust op calorieën te moeten letten, is een niet onbelangrijk feit. Het kan dit soort diëten magisch doen lijken. Dat zijn ze helemaal niet: ook een P/E-dieet kan enkel werken wanneer er een calorietekort is. Maar dat zo'n tekort ontstaat zonder dat je daar dagelijks supergrote inspanningen voor moet doen, maakt dat dit soort diëten gemakkelijker vol te houden zijn en daardoor tot duurzaam gewichtsverlies kunnen leiden.

Overigens betekent dit dieet niet dat je massa's eiwitten moet eten. Met name vegetariërs en veganisten zullen hier problemen mee hebben omdat dierlijke producten de beste bron zijn van eiwitten. Gelukkig voor deze mensen is dit niet een P-dieet, het is een P/E-dieet. Het is uiteindelijke de verhouding van eiwitten tot energie die telt; niet de hoeveelheid eiwitten op zich. Punt is dat wanneer je voldoende eiwitten eet, je lichaam automatisch minder energie tot zich zal nemen.

Er is echter nog een ander belangrijk punt te beschouwen hier. We weten dat de obesitasepidemie uiteindelijk het gevolg is van insulineresistentie bij een groot deel van de bevolking die op zijn beurt wordt veroorzaakt door een overconsumptie van (verkeerde) energie (voeding hoog in koolhydraten & vetten). Het spreekt dus voor zich dat een P/E-dieet de insulinegevoeligheid van een obesitaspatient zal verbeteren.

De relatie eiwitten-insulineresistentie is echter complex. Eiwitten veroorzaken immers ook een insulineresponse. Vooral de zogenaamde BCAA's (branched-chained amino acids), zorgen voor een sterke insulinepiek. Zogenaamd Whey Eiwit, die hoog zijn in BCAA's, heeft zelfs een sterkere insulineresponse dan wit brood. Deze wordt echter tegengegaan door andere factoren. Het blijft dan ook aangewezen om natuurlijke bronnen van eiwitten te gebruiken (kip, vlees, vis...) in je P/E-dieet dan eiwitshakes. Het goede nieuws echter is dat de insulinerespons van eiwitten afzwakt naarmate er minder koolhydraten worden geconsumeerd. Wellicht heeft een P/E-dieet met weinig koolhydraten daardoor een betere werking dan een P/E-dieet met weinig vetten.

Ten slotte in de mate dat voldoende eiwitten zorgen voor een verbetering van de lichaamssamenstelling (met een toename van de spiermassa), zal het eveneens gunstig zijn voor insuline-ongevoelige personen.

Er valt dus heel wat te zeggen voor dit dieet. Het vergt geen grote inspanning, het is gemakkelijk vol te houden, eens de doelstelling inzake eiwitten is gezet, kan je de rest aanvullen met het voedsel dat je graag eet (sommigen kunnen gaan voor een hoog vet dieet, anderen zullen voor koolhydraten kiezen enz...) en het gaat naar de basisoorzaak van obesitas: de overconsumptie van koolhydraten én vetten en dus energie.

Het belangrijkste wellicht is dat het grotendeels aansluit bij het dieet van onze voorouders: zoals we gezien hebben werd er slechts bij uitzondering voeding hoog in vetten en koolhydraten geconsumeerd. Insulineresistentie was onze voorouderen onbekend; tegenwoordig is het meer regel dan uitzondering, net zoals onze consumptie van voeding hoog in vetten en koolhydraten. De link is onmiskenbaar.

Het doorbreken van die link kan ook op een andere manier verwezenlijkt worden. Daar gaan we nu naar kijken.

3. Intermittent fasting

De eerste keer dat ik in contact kwam met het idee van "intermittent fasting" is intussen meer dan 15 jaar geleden. Het idee werd toegelicht door Brad Pilon in zijn boek Eat Stop Eat, dat destijds enkel als pdf beschikbaar was. De titel van het idee goed samen: zorg ervoor dat er voldoende lange periodes zijn tussen maaltijden (en dat je lichaam dus in een staat van "vasten" of "fasting" brengt. Het voordeel van IF is dan ook dat er verschillende formules mogelijk zijn en dat je zelf de formule kan gebruiken die voor jou het gemakkelijkst vol te houden is. Een ander voordeel is dat je bij IF in principe alles mag eten (tenminste als het doel gewichtsverlies is). Het is dan ook een vrij flexibele form van dieet.

Om de redenering achter IF uit te leggen moeten we opnieuw terug naar onze voorouders.

Zoals al eerder toegelicht kenden onze voorouders momenten van overvloed afgewisseld met moment van schaarste. Om de periode van schaarste (de winterperiode) door te komen, werd van de periode van overvloed gebruik gemaakt om energie op te slaan in de vorm van lichaamsvet. Vet is daarvoor uitermate geschikt aangezien het een heel intense bron van energie is. Om ervoor te zorgen dat men voldoende lichaamsvet zou aanmaken consumeerde men voeding die veel vetten én veel koolhydraten combineerde.

Tijdens de winter werd er vervolgens (noodgedwongen) overgeschakeld op een periode van vasten. Gelukkig  beschikt ons lichaam over een mechanisme om periodes van schaarste te kunnen overbruggen. Deze methode werd uit de doeken gedaan door George Cahill. Kort gezegd, brengt vasten ons lichaam in een staat van ketosis (in feite kan IF misschien wel als hét ketogeen dieet worden beschouwd, zij het een cyclische versie van een ketogeen dieet). Aangezien geen voeding wordt geconsumeerd is er ook geen glucose beschikbaar, zodat het lichaam moet overschakelen op vetten en ketonen als bronnen van energie. Hoe meer vet in de periode van overvloed werd opgeslagen hoe langer men zo'n vastenperiode kan overbruggen, zonder noemenswaardige honger te lijden.

Honger is immers niet nodig omdat het lichaam zelf in al zijn energiebehoeften kan voorzien. Zo is er het voorbeeld bekend van een man die 382 dagen geleefd heeft zonder eten. Het is wellicht geen verrassing dat deze persoon meer dan 200 kilo woog. Dit feit legt een denkfout die aan de grondslag van de "caloriehypothese" ligt, bloot: het is een mechanistische beschrijving van wat er gebeurd wanneer iemand te veel of te weinig eet, maar het negeert de biologische principes die dit regelen. Honger speelt in de categoriehypothese geen enkele rol, terwijl het verslaan van het "hongergevoel" dat een te groot energietekort zal genereren net een voorwaarde is voor een succesvol dieet. De belofte van een ketogeen dieet en van IF is net het vermijden van dat hongergevoel.

Men heeft dus geen honger omdat het lichaam de eigen opgeslagen reserves zal gebruiken om aan het tekort aan energie te voldoen. Op die manier blijft het aanbod aan energie en de vraag naar energie IN HET LICHAAM in evenwicht. Een succesvol dieet kortom is een dieet dat het lichaam dwingt bij te weinig aanbod van EXTERNE energie primair die opgeslagen reserves gaat aanspreken.

Er is daarom ook een groot verschil tussen vasten ("fasting") en uithongering ("starving"). Wanneer je vast, verbrand je het opgeslagen lichaamsvet, produceert je lichaam ketonen die de behoefte aan glucose grotendeels vervangen (behalve het weefsel dat enkel glucose als energie kan gebruiken) en zal je metabolisme vertragen teneinde spiermassa te sparen. Je zal geen honger hebben.

Uithongering betekent dat aan het gebrek aan externe energie niet langer kan worden voldaan door de eigen opgeslagen reserves. Daardoor zal je lichaam hongersignalen gaan uitzenden. Zodra men in die fase terecht kom, zal men niet langer meer afvallen. Of beter gezegd: misschien nog wel afvallen, maar vooral spieren ipv. vet. Men kan uiteraard proberen om bewust de hongersignalen te negeren, maar wat er dan gebeurt is wat mij betreft de definitieve weerlegging van CICO: het lichaam zal nu net proberen om aan de resterende vetreserves vast te houden; en gaat nu meer en meer spiermassa afbreken. Men verliest nog wel gewicht, maar het gewichtsverlies is het gevolg van de afbraak ven eiwitten ipv. vetten. De afbraak van spiermassa zal het metabolisme verder doen dalen. In het beste geval wordt men "skinny fat". In het slechtste geval zal het gewicht opnieuw gaan toenemen (cfr. de ervaringen met de Biggest Loser).

Studies met atleten wijzen dit uit. Atleten zijn bij uitstek in staat om een dieet te volgen en bewust een calorie-deficit te creëren.  Wat je bij dergelijke atleten ziet, is dat men eerst vooral vetmassa verliest, maar dat naarmate men slanker wordt, de vetverbranding afneemt en afbraak van spieren (eiwit-oxydatie) toeneemt. Om dat te voorkomen wordt die atleten aangeraden hun calorietekort te verminderen om te vermijden dat men in een situatie van "uithongering" terecht komt.

IF is dus géén crashdieet, maar eigenlijk het tegendeel. IF probeert eigenlijk de manier waarop onze voorouders aten na te bootsen, gegeven de gewijzigde omgeving. Uiteraard niet door enkel in de lente en zomer te eten. Dat is ook niet meer nodig. We hebben in principe geen vetlaag meer nodig om onze organen te beschermen tegen de koude temperaturen in de winter. Daar hebben we nu kleding voor. We kunnen ook ons voedsel niet wegtoveren in de winter. Voeding is alomtegenwoordig, het hele jaar door. Maar toch kunnen we via IF nu eten op een wijze die voor ons lichaam biologisch dicht bij de situatie van onze voorouders komt (zoals Cian Foley voortreffelijk uitlegt in dit boek).

Terwijl de IF van onze voorouders het ritme van de seizoenen volgde, kunnen wij als moderne mensen gebruik maken van verschillende formules. We kunnen bijvoorbeeld één of twee dagen per week vasten of meerdere dagen na mekaar. Sommigen eten slechts één keer per dag.  De meest populaire formules beperken de tijd die je eet tot maximaal 8 of 6 uren per dag. Dat is immers makkelijk doenbaar bvb. gewoon door het ontbijt over te slaan (de Engelse term "breakfast" zegt het al: "break-fast", het onderbreken van een vasten - 's nachts zit het lichaam immers in een situatie van vasten). Je eet dan bvb. tussen 12 uur 's middags en 6 of 8 uur 's avonds. Het kan echter ook omgekeerd: wel ontbijten en dan de laatste keer eten rond 4 of 5 uur 's avonds.

Aanhangers van CICO zullen zeggen dat IF werkt omdat als je alle concentreert binnen een beperkte tijdspanne je spontaan minder gaat eten. Dat is ongetwijfeld juist, en is inderdaad één van de redenen waarom IF succesvol is. Maar als het enkel hier op neer zou komen, dan is er geen reden te denken dat IF meer succes zou hebben dan andere vormen van "crashdieëten" die de onderliggende problemen niet behandelen. (Al zal een reductie van energie-inname op zich zeker ook een positief effect hebben op het reduceren van insuline-resistentie.)

Het belangrijkste effect van IF is dat voor het grootste deel van de dag (vooropgesteld dat we een dagelijkse IF-formule hanteren, maar de redenering is voor andere vormen van IF dezelfde), insulineniveau's laag zullen blijven. We hebben immers gezien dat snacking een belangrijke oorzaak van obesitas is. Door voortdurend te eten (hoe weinig ook per keer) blijven insulineniveau's immers continu hoog, wat het ontstaan van insulineresistentie alleen maar zal versnellen. Omdat IF dus het omgekeerde effect heeft, zal de insulinegevoeligheid verbeteren: de vicieuze cirkel hierboven beschreven wordt doorbroken. Glucoseniveau's dalen, het lichaam zal minder en minder insuline produceren, de novo lipogenese wordt opnieuw marginaal, en het beheersen van honger wordt gemakkelijker. In het beste geval geraakt het mechanisme van homeostase volledig hersteld.

IF is ook een belangrijke natuurlijke stimulans voor groeihormoon. Hoe sterk de groeihormoonproductie toeneemt tijdens vasten is niet helemaal duidelijk, maar het is in elk geval substantieel. Sommige cijfers gaan tot 1250% na 1 week vasten. Uiteindelijk neemt groeihormoon ook toe 's nachts tijdens het slapen en slapen kan als een manier van IF worden beschouwd. De toename van groeihormoon heeft op zijn beurt een positief effect op de hoeveelheid lichaamsvet (wellicht is dit ook één van de redenen waarom lang en goed slapen ook helpt bij het vermageren).

Het grootste voordeel van IF lijkt mij te zijn dat je voor het overige je dieetgewoonten niet hoeft aan te passen. Je kan dus blijven eten wat je lekker vindt. Het kan gecombineerd worden met veel koolhydraten of veel veten en zelfs met een combinatie van de twee (maar dan gedurende een beperkte periode zoals bij onze voorouders). En uiteraard hoef je niet ketogeen te eten, want IF zal zelf gedurende een groot deel van de dag zorgen voor de productie van ketonen. IF is dus sowieso een vorm van een cyclisch ketogeen dieet. En er zijn zoveel verschillende formules mogelijk zodat ook sociaal de meest werkzame methode kan worden gekozen.

Het enige nadeel dat ik kan bedenken is dat het onderscheid tussen "vasten" en "uithongeren" niet altijd duidelijk is. Zoals hierboven uitgelegd en zoals hieronder nog verder toegelicht zal uithongeren (groot geforceerd tekort aan energie) op korte termijn wellicht het snelst resultaat opleveren, maar zal dit uiteindelijk destructief zijn. Het komt er dus op aan om bij IF de hongersignalen niet te negeren en desgevallend de periode van vasten te verkleinen.

Last but not least is er nog veel discussie over de combinatie sport en vasten. Ik ga hier de discussie niet trancheren. Volgens mij is er geen enkel probleem om op nuchtere maag aan sport te doen, zelfs krachtsport. Persoonlijk zou ik wel aan sport doen aan het einde van de vastenperiode. Kort na de inspanning is het best een grote maaltijd te nemen. De combinatie vasten en sporten zal uiteindelijk ook de niveau's van het stresshormoon cortisol doen toenemen, waardoor het lichaam spiermassa zal gaan afbreken (zelfs na een krachttraining met verhoogde testosteronniveau's). Als je dan niet eet, gaat het niveau van cortisol verder toenemen en dat is iets wat je niet wil (cortisol maakt de spieren insuline-resistent. Dus ja eet gerust na het sporten, eet gerust veel, en eet gerust voldoende hoeveelheden koolhydraten: de insuline die daardoor geproduceerd wordt zal je niet insulineresistent maken (zie later) maar zal wel de spierafbraak blokkeren.

En nu we toch bij de rol van sport en beweging zijn terecht gekomen...

4. Wat met de rol van sport?

Volgens Taubes zal fysieke activiteit niet veel helpen bij het oplossen van de obesitas-epidemie. Hij verwijst daarbij naar een gezamenlijk rapport van de American Heart Association en van de American College of Sports Medicine. Daarin schrijven deze twee organisaties:

“It is reasonable to assume that persons with relatively high daily energy expenditures would be less likely to gain weight over time, compared with those who have low energy expenditures. So far, data to support this hypothesis are not particularly compelling.”

Kortom, het hart van het gezondheidsestablishment heeft reeds lang toegegeven dat sport en beweging geen wonderoplossing zijn voor obesitas en dat overtuigend bewijs dat sport helpt eigenlijk ontbreekt. Anderen volgen Taubes daarin. In een editoriaal voor de British Journal of Sports Medicine schrijven Aseem Malhotra, Tim Noakes en Stephan Phinney dat fysieke activiteit niet bij machte is om een slecht dieet terug recht te trekken. Of zoals zij stellen: you can't outrun a bad diet.

Het punt is wel begrepen: calorieën in en calorieën uit zijn geen onafhankelijke variabelen. Wie dat ontkent, miskent het principe van homeostase. Wanneer je veel sport, zal je hongergevoel toenemen. Uiteindelijk zal je meer gaan eten, waardoor je geen of veel minder gewicht verliest dan verwacht.

Maar biologisch blijkt het toch wat ingewikkeler in mekaar te zitten. Het kernwoord hier is "veel". Het is een situatie die analoog het verschil tussen vasten en uithongeren. We weten intussen dat als het lichaam in de fase van uithongering komt, het zal proberen om aan de resterende energiereserves vast te houden (de vetmassa namelijk) en hongersignalen zal uitsturen zodat het gebrek aan energie kan worden opgevuld. Te veel sporten is in feite hetzelfde als te lang vasten ( = uithongering).

Echter, indien men die grens niet overschreidt, dan kan sport wel degelijk helpen. Hoewel er grote verschillen zijn tussen individuen, zullen korte intensieve sportinspanningen een calorietekort met zich meebrengen zonder te leiden tot een hongergevoel. Dergelijke vorm van sportbeoefening verhoogt immers bepaalde hormonen die het hongergevoel zelfs kunnen onderdrukken. Het valt wel op dat de grote voorstander van de hormonale regeling van lichaamsgewicht - Gary Taubes - in dit geval de rol van hormonen volledig negeert.

Desalniettemin hebben de critici een punt. Sport en bewegen kan helpen maar is zeker geen wonderoplossing.

Wie begint met sporten om gewicht te verliezen, zal al snel resultaat zien. Door het sporten ontstaat immers een energietekort waaraan het lichaam hoofdzakelijk aan zal voldoen dooor de opgeslagen vetreserves aan te spreken. Zijn hongergevoel neemt (nog) niet toe, integendeel. Aangemoedigd hierdoor zal de persoon in kwestie wellicht nog meer gaan sporten. Maar omdat de vetreservers beginnen te verminderen, zal het lichaam meer en meer proberen om aan de resterende reserves aan energie vast te houden. De vetverbranding neemt af, en de verbranding van eiwitten neemt toe. Bovendien zal het hongergevoel gaan toenemen.

Op zo'n moment zal de sporter wellicht nog meer gaat sporten (aangevuurd door het oospronkelijk succes) waardoor het zonet beschereven proces nog versterkt wordt. Op een bepaald moment houdt de vetverbranding op. Als de sporter de hongersignalen negeert, zal de afbraak van spierweefsel verder toenemen waardoor hij nog wel gewicht verliest (want hij heeft nog een calorietekort) maar dat zal vooral spiermassa zijn en niet zozeer vetmassa. Zijn lichaamssamenstelling verslechtert en zijn metabolisme neemt af. Als hij zijn hongersignalen niet negeert, verdwijnt het caloriedeficiet, en houdt het gewichtsverlies op.

Hoe dan ook bots zijn poging tegen de biologische wetten die het lichaamsgewicht reguleren. Het is eigenlijk dezelfde situatie van de persoon die via IF zijn lichaam in feite aan het uithongeren is.

De oplossing ligt dan ook voor de hand: om de laatste restjes vet te verliezen zal men net het energietekort moeten verminderen ipv. vergroten. Wellicht is het ook aangewezen om nu een hoog vet dieet te gebruiken (zie boven). Op die manier wordt het lichaam als het ware gedwongen om vet te verbranden. Aangezien er voldoende vet aanwezig is, denkt het lichaam niet langer dat de energiereservers uitgeput zullen raken. Het hongergevoel zal daardoor (ook omdat het caloriedeficit is verkleind) veel minder worden of zelfs verdwijnen.

Wellicht zullen velen zich afvragen waarom we het nu helemaal nog niet gehad hebben over de impact van sport in het algemeen op insulineresistentie. De reden waarom we hier de omgekeerde weg volgen is omdat sport wellicht niet rechtstreeks leidt tot een verbetering van de insulinegevoeligheid. Er zijn wel bewijzen dat sport helpt bij insulineresistentie wanneer het leidt tot gewichtsverlies. Die vraag moest dus eerst beantwoord worden: gelukkig is dat antwoord een gekwalificeerd ja.

Nochtans lijken bepaalde vormen van sport wel degelijk rechtstreeks te kunnen helpen: High Intensify Interval Training (of HIIIT) lijkt het meest belovend te zijn, al zal nog moeten worden uitgemaakt of het werkt onafhankelijk van gewichtsverlies. Over het algemeen wordt aangenomen dat krachttrainingen of korte intensieve inspanningen beter zijn dan duursporten. Een belangrijke reden hiervoor is dat krachttraining de spiermassa doet toenemen en duursporten niet. Wanneer de spieren een grotere omvang hebben, kunnen ze meer glucose opnemen, waardoor insulineniveau's afnemen.

Vooraleer we dit hoofdstuk afsluiten, moet we nog even stilstaan bij het feit dat fysieke activiteit natuurlijk méér is dan enkel sporten. De meeste mensen zitten gelukkig niet de hele dag in de zetel. Onze dagelijke lichamelijke activiteiten verbruiken natuurlijk ook energie en wordt dus ook onder CO gerekend. Er bestaat zelfs een naam voor: Non-Exercise Activity Thermogenesis of NEAT.

Hoeveel bedraagt NEAT? Dat verschilt uiteraard van persoon tot persoon van ongeveer 6-10% van het totaal dagelijks energieverbruik voor een couch potato tot zelfs 50% voor een zeer actief persoon (bvb. arbeider in zware industrie). Dus zelfs zonder sporten kan er heel wat gedaan worden om de calorieverbranding te verhogen. Dat zal bovendien meestal gebeuren zonder een groter hongergevoel. Bovendien is er nog dit punt: telkens wanneer spieren samentrekken, kunnen ze glucose opnemen zonder tussenkomst van insuline. Dus zelfs wanneer de spieren insulineresitent zijn, zal sporten en (vooral) bewegen het glucoseniveau in het bloed verlagen, wat ook de productie van insuline zal verminderen. Uit onderzoek blijkt dat het lichaam insulinegevoeliger kan worden zelfs zonder lichaamsverlies. Wat vooral goed nieuws is voor diabetespatienten uiteraard.

Maar hier zit nu net een probleem. De NEAT van de moderne mens is ongetwijfeld een pak lager dan deze van onze voorouders die immers de hele dag op zoek moesten naar voeding of op de vlucht moest slaan voor belagers.

We hebben geprobeerd dat te compensen door meer te gaan sporten. Maar of dat gelukt is, is nog maar de vraag. We hebben immers de paradoxale situatie dat landen met een heuse fitnesscultuur zoals de Verenigde Staten eveneens to de meest obese landen ter wereld behoren. Een verklaring is dat we door meer te gaan sporten we nog minder spontaan bewegen dan voorheen. In plaats van de trap nemen we de lift, want we gaan straks toch sporten. En uit al het voorgaande is duidelijk gebleken dat spontaniteit veel beter werkt dan bewuste keuzes.

Deel III: Conclusies

Om verder te gaan met de laatste opmerking: dit is ook precies de boodschap van professor Traci Mann in haar boek Secrets From the Eating Lab: The Science of Weight Loss, the Myth of Willpower, and Why You Should Never Diet Again. Haar zeer uitvoering onderbouwde stelling is dat bewuste pogingen om gewicht te verliezen tot mislukken gedoemd zijn. Ons lichaam verdraagt immers niet het (grote) energietekort dat voor gewichtsverlies nodig is. (Vergeet niet: CICO is altijd waar.) Het is voor ons biologisch onmogelijk om aan de verleiding van voedsel te weerstaan.

Dit punt is cruciaal: want als we niet in staat zijn om aan de verleiding van voedsel te weerstaan, hoe kunnen we dan voorkomen dat we obees worden als dat niet-te-weerstane voedsel overal en altijd in overvloed aanwezig is? Onze voorouders kenden tenminste nog periodes van schaarste, en kenden dan ook geen obesitas. Voor de moderne mens gaat dat niet meer. Bovendien is dat overvloedig voedsel zelf ook nog eens zo gefabriceerd dat het aantrekkelijker is dan ooit, en op die manier extra aanzet tot overconsumptie. Als het al onmogelijk is om aan de verleiding van voedstel te weerstaan, hoe moeten we dan aan de verleiding van verleidelijk voedsel weerstaan?

Het slechte nieuws is dat we niet veel meer aan de "toxische" omgeving kunnen veranderen, alle ideeën van suiker- en andere taksen ten spijt. Gary Taubes beschrijft in zijn boeken op voortreffelijke wijze hoe deze omgeving tot stand is gekomen. Eerst was er een "wetenschapper", Ancel Keys genaamd. Die stelde dat de consumptie van met name verzadigde vetten slecht was voor het hart omdat deze het gehalte aan cholesterol zou verhogen. Hij trachtte zijn stelling te "bewijzen" aan de hand van de zogenaamde "zeven landen studie". Die studie was er één vol met gaten echter. Sommigen beschuldigde Keys zelfs - in mijn ogen terecht - van regelrechte fraude.

Wat er ook van zij, zijn idee werd opgepikt door senator George McGovern, die een commissie oprichtte die dieetrichtlijen moest opstellen. De adviseur van McGovern - een vegetariër - zag hier zijn kans schoon om zijn visie op te dringen: de consumptie van dierlijk voedsel, en vooral dierlijke vetten (maar ook dierlijk eiwitten) moest aan banden worden gelegd. Ook de voedingsindustrie ging mee in het verhaal. De producenten van graanproducten zoals Corn Flakes, van plantaardige olieën en van voeding gebaseerd op soja zagen het allemaal wel zitten. De vleesindustrie werd in het defensief gedrongen.

Heel wetenschappelijk was het allemaal niet. Experten waarschuwden McGovern er zelfs voor dat er helemaal geen consensus bestond rond het verhaal van Keys. Maar voor McGovern was er geen tijd om te wachten op de wetenschap: er was immers een nationale gezondheidscrisis en er moest nu geageerd worden (waar hebben we dat nog gehoord?). De belangen waren bovendien groot. Het hete ijzer moest nu gesmeden worden. De voedingspyramide was geboren. Vijftig jaar later leven we nog altijd met de gevolgen: obesitas, diabetes, hartziekten, kanker, metabolisch syndroom....ziekten die de jaren na de installatie van de dieetrichtlijnen van de overheid (die net zoals de maatregelen rond corona overal min of meer dezelfde zijn, de kracht van groepsdenken zeker wanneer deze  gecombineerd wordt met hebzucht valt niet te onderschatten) hals over kop toenamen, ondanks het feit dat er honderden miljarden dollar tegenaan werden gegooid door overheden en de farmaceutische industrie.

Overheden (en bedrijven die door overheden worden beschermd) zijn niet goed in het toegeven van fouten. Ze moeten dat ook niet omdat er geen deugdelijk mechanisme is om hun ter verantwoording te roepen. Ook dat heeft de coronacrisis ten overvloede bewezen: de media gaan gewoon volledig en totaal onkritisch mee in het verhaal of dikken het nog verder aan (hetzelfde met het cholesterolfabeltje) en rechtbanken noch parlementen zijn bekwaam om regeringen en experten een halt toe te roepen.

De enige uitweg die dan rest is: meer belastingen. Maar de idee dat we de toxische omgeving zouden kunnen "corrigeren" door hier en daar de belastingen te verhogen of nieuwe belastingen in te voeren, is te dol voor woorden. Maar ze is dus wel typisch voor de huidige mentaliteit bij beleidsvoerders, experten en industrie. Ze denken altijd dat ze de problemen die ze zelf hebben veroorzaakt met een eenvoudige technisch fix kunnen oplossen. Het verhaal is altijd: meer overheid, zelfs al ligt diezelfde overheid aan de basis van de problemen.

Maar gelukkig is er ook goed nieuws. Het goede nieuws is dat we de overheid helemaal niet nodig hebben. Zoals steeds komt de oplossing vanuit mensen die hun leven zelf in eigen handen nemen. Het is op dit punt dat ik nog altijd veel affiniteit heb met de "low carb"- beweging. Hun bereidheid om platgetreden paden te verlaten en niet zomaar alles aan te nemen wat de overheid of experten hen vertellen. Het is dan ook niet te verwonderlijk dat verschillende low carbers tot de coronasceptici behoren.

Hierboven werden enkele van de andere wegen die intussen door heel veel mensen met succes worden uitgeprobeerd, beschreven: een laag koolhydraten dieet, een hoog eiwit/energie dieet, intermittent fasting, of gericht sporten en bewegen. Geen van deze "dieten" worden aanbevolen door de overheid of door zogenaamde "experten". Integendeel. De meeste ervan worden effectief tegengewerkt (ook door de media). Het gaat namelijk in tegen de belangen van bedrijven zoals Coca Cola en Kellogs; alsook tegen de belangen van de farmaceutische industrie die immers miljarden verdient aan cholesterolverlagers; de zogenaamde statines die overigens worden gelinkt aan overgewicht. Overheden zijn er dan weer op gebeten om de consumptie van vlees te ontmoedigen. Want dat zou slecht zijn voor het klimaat, al is daar geen enkel bewijs voor.

Mijn advies: luister niet langer naar overheden of overheidsexperten - zij zijn immers zelf de hoofdverantwoordelijke voor de puree waarin we zitten - maar experimenteer zelf. Dat kan gaan van het traditioneel tellen van calorieën tot een of meerdere van de strategiën die hier werden voorgesteld.

Labels